Dutch example sentences with "huiswerk"

Learn how to use huiswerk in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Vergeet niet dat we huiswerk hebben.

Ik had net mijn huiswerk af, toen Ted me opbelde.

Heb je je huiswerk gedaan?

Ik heb veel huiswerk.

Ik maak mijn huiswerk, nadat ik televisie heb gekeken.

Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.

Vandaag heb ik veel huiswerk.

Ik heb een week de tijd om mijn huiswerk af te maken.

Ik ben te lui om mijn huiswerk te maken.

De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.

Ze was druk bezig met haar huiswerk.

Tussen haakjes, hebt ge uw huiswerk gemaakt?

Ik heb heel mijn huiswerk af, en nu wil ik een beetje rusten.

Zult ge deze namiddag uw huiswerk maken?

Ik kan niet buiten komen, want ik heb huiswerk.

Hebt gij uw huiswerk al af?

Sam heeft zijn huiswerk al gemaakt.

Ik heb drie uur nodig gehad om mijn huiswerk te maken.

Hij had twee uur nodig om zijn huiswerk te maken.

De leraar gaf ons tien vraagstukken als huiswerk.

Hij heeft mij mijn huiswerk helpen maken.

Toen ik thuiskwam, was mijn broer zijn huiswerk aan het doen.

Geef uw huiswerk af tegen vrijdag.

Er is tijd genoeg om dit huiswerk af te maken.

Ik zal komen wanneer ik mijn huiswerk gedaan heb.

Maak je huiswerk zelf.

Heb je het huiswerk zelf gemaakt?

Graag morgen het huiswerk inleveren.

Hoeveel huiswerk krijg je elke dag?

Het spijt me, ik ben vergeten mijn huiswerk te doen.

Maak uw huiswerk af voordat ze terug zijn.

Dit huiswerk is moeilijk voor mij.

Ik kan niet uitgaan, omdat ik huiswerk heb.

Je zou je huiswerk moeten maken.

Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.

Maak nu uw huiswerk.

Mijn huiswerk is eindelijk klaar.

Mijn huiswerk gedaan hebbende, keek ik televisie.

Wat?! Je hebt je huiswerk niet gemaakt vanwege een voetbalwedstrijd? Dat is geen excuus!

Maak nu je huiswerk.

Ik heb een hele berg huiswerk.

Tom was bijna vergeten zijn huiswerk te maken.

Ga je vanmiddag je huiswerk maken?

Mijn huiswerk is al af.

Tom is nog niet met zijn huiswerk klaar.

Ik heb het druk met huiswerk.

Ben je je huiswerk aan het doen?

Zou het kunnen dat ze haar huiswerk nog niet af heeft?

Ze heeft haar huiswerk nog niet gemaakt.

Mijn hond heeft mijn huiswerk opgegeten.

Ik zou Tom kunnen vragen me te helpen met mijn huiswerk.

Maak nu je huiswerk!

Tom houdt niet van huiswerk maken.

Hoelang denk je nodig te hebben om je huiswerk af te maken?

Hoelang denk je dat je nodig hebt om je huiswerk af te maken?

Heb je je huiswerk af?

Ben je al klaar met je huiswerk?

Heb je je huiswerk al af?

Heb je je huiswerk al gedaan?

Is je huiswerk al af?

Maak je huiswerk.

Ga je huiswerk doen.

Ik ben mijn huiswerk aan het maken.

Eerst moeten we het huiswerk afmaken.

Wil iemand mijn huiswerk maken voor mij?

Ik heb mijn huiswerk al af.

Ga godverdomme je huiswerk maken, nu meteen!

Nadat hij zijn huiswerk had gedaan, ging hij naar bed.

Ze hebben hun huiswerk slecht gemaakt.

Morgen hebben we huiswerk voor Engels, nietwaar?

Zij hielp hem met zijn huiswerk.

Ik kan vandaag niet gaan schaatsen, want ik heb veel huiswerk.

Kate maakte haar huiswerk in de keuken.

Tom maakte zijn huiswerk in de keuken.

Hij maakte zijn huiswerk in de keuken.

Maria maakte haar huiswerk in de keuken.

Zij maakte haar huiswerk in de keuken.

Zij maakten hun huiswerk in de keuken.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.

Ik heb huiswerk.

Tom haat huiswerk.

We hebben huiswerk.

Ik haat huiswerk.

Lever je huiswerk in.

Lever jullie huiswerk in.

Laat me jouw huiswerk zien.

Laat me jullie huiswerk zien.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

Is dit jouw huiswerk?

Tom maakte zijn huiswerk.

Heb je huiswerk?

De kinderen hebben huiswerk.

Waar is jouw huiswerk?

Waar is uw huiswerk?

Ik heb vandaag geen huiswerk.

Mijn huiswerk is bijna klaar.

Help me met mijn huiswerk.

Ik vind huiswerk niet leuk.

Al mijn huiswerk is klaar.

De leraar gaf ons huiswerk.

Huiswerk maken is extreem saai.

Also check out the following words: rood, gitaar, kopen, foto's, Ah, ontmoeten, Beantwoord, eerste, herinneren, meestal.