Dutch example sentences with "zwart"

Learn how to use zwart in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Zwart staat je goed.

Een raaf is zwart als kool.

We hebben twee katten; de ene is wit en de andere zwart.

De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet.

Hij keek door het etalagevenster en zijn ogen werden groot toen ze op een prachtig zwart pak vielen, en zijn ogen werden nog groter toen hij het prijskaartje van 3.000.000,99 BYR opmerkte.

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.

Geloof hem niet, hij liegt dat hij zwart ziet!

Zij was helemaal in het zwart gekleed.

Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.

Ze is heel bevallig in een zwart avondkleed.

In elke kudde is er een zwart schaap.

Papier is wit, koolstof is zwart.

Hij heeft zijn koffie graag zwart.

Papier is wit, kolenstof is zwart.

Een raaf is zo zwart als steenkool.

Ze verft haar haar al jaren zwart.

Zij kleedt zich altijd in het zwart.

Hij liegt dat hij zwart ziet.

Ze hebben een bruine huid en zwart haar.

Hij heeft een zwart hemd.

Hij drinkt zijn koffie altijd zwart.

Het maakt niet uit of de kat zwart is of wit, als ze maar muizen vangt.

De kat is zwart.

Er is een zwart schaap in elke kudde.

Het is een zwart gat.

Ik heb een hond. Hij is zwart en zijn naam is Tiki.

Ze heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.

We associëren zwart vaak met de dood.

Die jongen heeft zwart haar.

In ons huis zijn twee katten; een is wit en de andere zwart.

Zij heeft een klein, zwart hondje.

Laten we dit voorstel zwart op wit op papier zetten vooraleer we het aan de baas voorleggen.

Ik heb twee honden. De ene is wit, de andere zwart.

Jouw kat is zwart.

Tom draagt zelden zijn zwart hemd.

Niet alles is zwart of wit.

Het paard is zwart.

Een zwart paard loopt langzaam langs de oever van het meer.

De hemel was zwart als git.

Papier is wit, steenkool zwart.

Maria draagt vandaag de Duitse kleuren. Ze draagt een rode rok, een zwart jasje en een gele halsdoek.

Zwart papier absorbeert licht.

Ik zag een mooi meisje met zwart haar in het park.

Ze droegen allen zwart.

Het paspoort van de president van de Verenigde Staten is zwart, niet blauw zoals dat van een gewone burger.

Er is een gigantisch zwart gat in het midden van ons sterrenstelsel.

Sneeuw is wit, roet is zwart.

Hij kleedt zich altijd in het zwart.

Ik hou van de kleur zwart.

Ik hou van zwart.

Ik hou niet van zwart.

Voor de klas staat een groot zwart bord.

Het staat hier zwart op wit.

Is hij niet zwart?

Is het niet zwart?

Deze banaan is bijna helemaal zwart.

Maria droeg een lang zwart kleed.

De beer is zwart.

De vuursalamander is een salamander die zwart van kleur is met gele vlekken of strepen.

Deze kat is niet zwart.

Deze bloem is zwart.

Zet dat zwart op wit.

Tom zijn haar is zwart.

Toms haar is zwart.

Het potlood is zwart.

Ik werd zwart.

Haar nieuwe vriend is zwart.

Er is een zwart gat in het centrum van onze Melkweg.

In de Kabylische jurk vinden we meer dan één kleur. Er is zwart, blauw, groen, paars, marine, roze, rood, zilver, turkoois, paars, wit, geel, oranje en grijs. Het is veelkleurig.

Ze werden zwart.

Jullie werden zwart.

We werden zwart.

Maria werd zwart.

Zij werd zwart.

Tom werd zwart.

Hij werd zwart.

Jij werd zwart.

Is jouw nieuwe jas zwart of grijs?

Haar bergschoenen zijn zwart.

Een kraai is zo zwart als steenkool.

Mijn kat is zwart.

Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart en de hond is wit.

Dingen zijn nooit zwart en wit.

Sneeuw is wit, maar roet is zwart.

Mijn paard is zwart.

Tom heeft zijn haar zwart geverfd.

Tom verfde zijn haar zwart.

Ze is altijd in het zwart gekleed.

Piotr heeft zwart haar, maar Lech heeft blond haar.

Alles werd zwart.

De man in het zwart vluchtte door de woestijn en de scherpschutter volgde.

Hij heeft twee katten, eentje wit, eentje zwart.

Hij heeft een zwart overhemd.

Het was zwart.

Is het paard zwart?

Tom heeft twee katten. De ene is wit en de andere is zwart.

Tom heeft donker, bijna zwart haar.

Zwart wint.

Mijn beige beha is nu bruin en mijn rode zwart. Zoveel heb ik ze ook gedragen.

Ze droeg zwart.

Tom rijdt in een zwart busje.

Also check out the following words: sneeuw, totdat, belde, hard, probeert, leer, maanden, bloemen, water, hoeven.