Dutch example sentences with "toch"

Learn how to use toch in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Het is toch maar goed dat ik een oma heb!

Wat zijn jullie toch een vlegels!

Hoe hard je ook "Oe-oe!" roept, in een wolf verander je toch niet.

En toch is het omgekeerde ook waar.

Het is moeilijk te zeggen wat goed is en wat niet, maar toch moet het.

Wat zijn jullie toch een bengels!

Wat zijn jullie toch een belhamels!

Waar was je toch?

Dat is niet echt een verrassing toch?

Het gaat hem niet best af, maar je moet toch toegeven dat hij zijn best doet.

"Je kleren worden nog vies." "Geeft niet. Ze waren toch al niet echt schoon."

Hangt u uw jas toch op.

Jij kan toch typen?

Van zulke motregen word je toch altijd natter dan je denkt, als je er een tijdje in fietst zonder regenpak.

Iedereen weet toch dat hij haar leuk vindt en zij hem.

Meid, wat heb je toch prachtig haar.

U heeft uw vrienden toch ook uitgenodigd?

Jullie zijn Duitsers, toch?

Doe wat ge wilt, gekletst wordt er toch.

Nu we het toch over vreemde talen hebben, spreken jullie Frans?

Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten gaan.

Wat zou ik toch moeten beginnen zonder jou?

Yumi zal geen tennis spelen, toch?

Toch verloochent de zangeres haar afkomst niet.

Zij houdt van sinaasappels, toch?

Ondanks al zijn rijkdom is hij toch gierig.

Jane heeft het dan toch maar niet gekocht.

Jij kan niet zwemmen, of toch?

U zou toch moeten weten dat je een dame niet naar haar leeftijd vraagt.

Ze zijn niet gekomen toch?

"En trouwens," haastte Dima zich toe te voegen, terwijl hij zijn rekenmachientje tevoorschijn haalde en 0,99 deelde door 3.000.000, alvorens het te vermenigvuldigen met 100, "u realiseert zich toch wel dat u maar 0,0033% zou verliezen, hè?"

Zeg wat je wilt, maar ik doe toch mijn eigen zin!

Dat heb ik je toch gezegd!

Er zal uiteindelijk toch een beslissing moeten worden genomen.

Je bent nog nooit in Europa geweest, toch?

Alhoewel herhalend, toch een prachtig verhaal!

Maar ze zien er toch heel groen uit?

Wist ik veel dat je geen tomaat lust. Dat kan ík toch niet ruiken! Dat had je van tevoren moeten zeggen.

Dat u zo'n end niet meer kan lopen is toch niks om u voor te schamen?! Je zal ze de kost moeten geven die op uw leeftijd überhaupt niet meer kunnen lopen.

Waar slaat dat nou weer op? Ik toch niks verkeerd gedaan? Waarom loop je me dan uit te schelden?

Na zulk een schandaal zou hij toch minstens moeten zwijgen.

Hoe dom is hij toch!

Hoe traag zijt ge toch!

Ge kunt toch dansen, ja?

Zij verstaan deze zin niet, of toch?

Zeg toch minstens "Dank u".

Waar waart ge toch?

Uw prachtige toespraak, het waren toch maar parels voor de zwijnen.

Je gaat toch niet dood, hé?

"Bonanza" gaat niet over bananen. Of toch? Het is een bekende westernreeks.

Men behandelde hem goed, maar toch had hij schrik.

Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten.

Ik zei je toch dat het niet zou lukken.

Ge hebt uiteindelijk toch werk gevonden.

Hoe snel spreekt Tom toch!

Hoe snel werkt Tom toch!

Toch wel.

Dat is toch fantastisch?

Ook als niemand meekomt, ga ik toch naar die film kijken.

Wiskunde is als liefhebben - een eenvoudig idee, dat toch ingewikkeld kan worden.

Nu ge toch hier zijt, kunt ge helpen met kuisen.

Mooi weer, toch?

Het is vandaag erg warm, toch?

Doe geen moeite, hij wint toch.

Doe toch een jas aan.

U bent toch geen spion?

Ga toch naar de dokter.

Erger je toch niet.

Hij is niet hier, toch?

Is de hoofdstad van de Verenigde Staten van Amerika Washington of toch New York?

Zijn zoon is heel jong, en toch wijs.

Als het niet waar is, is het toch goed gevonden.

Ik liep zo hard als ik kon, maar toch miste ik de bus.

Ik ben toch geen baby!

Gezegend hij die niets te zeggen heeft, en toch blijft zwijgen!

Wees toch niet zo serieus. Het is toch maar een spel.

Wees toch niet zo serieus. Het is toch maar een spel.

Dat is toch niet de laatste trein?

Schiet toch eens op!

Hij zou voor het examen kunnen slagen, toch?

Ondanks de harde regen besloot hij toch naar buiten te gaan.

Je hebt verloren, toch?

Drink toch wat koffie. Het smaakt zeer goed, vind ik.

Dat heb ik toch al gedaan.

Water bevriest bij nul graden Celsius, toch?

Dat is toch mijn cd, niet?

Of je het ermee eens bent of niet, ik ga het toch doen.

Hij was verkouden, maar ging toch naar zijn werk.

Ik zei het je toch!

Ik heb mijn ziel verkocht, maar ik gebruikte hem toch niet.

Je staat niet zo vroeg op als je zus, toch?

Maar weet je, het zou toch jammer zijn om al deze zinnen te verzamelen en voor onszelf te houden, omdat je er zoveel mee kunt doen. Daarom is Tatoeba open. Onze broncode is open. Onze gegevens zijn open.

Tom rijdt in een zwarte auto, toch?

Zeg wat je wilt, maar ik doe het toch op mijn eigen manier!

Sommige mensen slapen slechts zes uur of zelfs nog minder en dat gaat hen toch goed.

Kan men een datum aanduiden, waarop een taal begon te leven? Men is geneigd te antwoorden: "Wat een vraag!" . En toch bestaat er zulk een datum: 26 juli, Esperantodag. Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over de "Internationale Taal".

Wees toch niet zo roekeloos!

Komt U toch bij ons langs morgen!

Het is heerlijk weer, ga toch lekker naar buiten! Die computer loopt heus niet weg.

Is er niet, indien gij weldoet, verhoging? en zo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen.

Het Catalaans wordt door tien miljoen mensen gesproken, het bezit een uitstekende literatuur met een bijna duizendjarige geschiedenis. Toch heeft de wereld erbuiten nauwelijks aandacht voor deze rijkdom.

Also check out the following words: onafhankelijk, meisje, gouden, kroon, Denk, na, Millers, nieuwste, hopen, alsjeblieft.