Dutch example sentences with "zat"

Learn how to use zat in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Er zat een kat op de stoel.

De jongen zat op een stoel.

In het koetsje zat een heer, niet knap, maar ook niet slecht van uiterlijk, niet al te dik, niet al te dun; oud kon hij niet genoemd worden, maar hij was ook niet al te jong.

Toen ik nog op de middelbare school zat, stond ik elke morgen om 6 uur op.

En zo zat hij op een keer aan het eind van de middag in de tuin te eten, toen een dame met een baret rustig in zijn richting kwam om aan de tafel naast hem te gaan zitten.

De mand zat tot de rand toe vol met aardbeien.

De hond zat achter de kat aan.

De kamer zat vol beestjes, miljoenen kleine, wriemelende beestjes met heel veel pootjes.

Ik had ooit een meester, die gooide vaak een krijtje als er iemand niet op zat te letten, en dat moest je dan naar hem terugbrengen.

De trein zat zo vol, dat niemand van ons kon zitten.

De man zat op een omgevallen boom.

Ik belde haar, maar ze zat in een gesprek.

De studente die voor de leraar zat, komt uit Duitsland.

Een oude man zat naast mij in de bus.

Op een mooie lentedag, toen Jan in de zandbak in de achtertuin aan het graven was, vond hij een klein doosje. In het doosje zat een blinkende stiletto met een geheimzinnig opschrift.

Op tafel zat een kat.

Vroeger, toen ik nog op turnen zat, heb ik ooit eens mijn enkel verstuikt toen ik alleen een flikflak probeerde te doen. Ik had dat nog nooit alleen gedaan, maar ik durfde geen hulp te vragen, omdat ik net in een nieuwe groep zat en nog niemand kende.

Vroeger, toen ik nog op turnen zat, heb ik ooit eens mijn enkel verstuikt toen ik alleen een flikflak probeerde te doen. Ik had dat nog nooit alleen gedaan, maar ik durfde geen hulp te vragen, omdat ik net in een nieuwe groep zat en nog niemand kende.

Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.

Ik zat op hete kolen.

Hij zat tegenover zijn vader.

Ze zat daar een tijdje.

Hij zat op het bed.

Ik heb de school verlaten toen ik in het zevende jaar zat.

Hij zat in de gevangenis met levenslang.

Heel de stad zat zonder elektriciteit.

Ze zat naast me.

Ze zat op een leeg strand naar de één voor één aanspoelende golven te kijken.

De lezing van de professor zat vol humor.

Ze zat naast mij.

Hij zat daar twee uur te zitten.

Het klaslokaal zat vol studenten.

Hij zat een boek te lezen.

Het schip zat vast in het ijs.

Natuurlijk dacht hij dat het een grap was en wimpelde hij het voorbij met een "hm?" maar hij zat er erg mee verveeld. Ik bedoel, zulke dingen zeg je niet ook al is het bedoeld als grap!

Het was een voordeel dat ik Chinees geleerd had toen ik op school zat.

Haar gezicht zat onder de modder.

De ladder zat onder de modder.

Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.

Ze zat op de bank.

Zij zat onder een boom.

Zat ik verkeerd?

Ik zat twaalf uur op de trein.

Er zat een kat op de tafel.

Ik zat naast hem.

Heeft hij toegegeven dat hij fout zat?

Hij zat bij de rivier.

Daar hij moe was, zat hij in de sofa met gesloten ogen.

Hij zat daar een pijp te roken.

Ze beschuldigden hem ervan, dat hij in de klas zat om voor problemen te zorgen.

Een dikke witte kat zat op een muur en bekeek hen met slaperige ogen.

Bij het pakje zat een factuur.

Onder de piano lag een ei, in dat ei daar zat een brief, waarop te lezen stond wie is uw lief?

Maar zat hij naast je in het vliegtuig?

Ik ben hem zat.

Zijn auto zat vast in een dikke laag sneeuw.

De oude man zat gans alleen.

Hij zat wijn te drinken.

Ik zat tussen Tom en John.

Zijn lichaam zat onder de tatoeages.

Een bewaker zat met zijn benen gekruist.

Toen ik op de middelbare school zat, kende ik een hele hoop moppen.

Hij zat daar met een pijp in zijn mond.

Tom zat plotseling rechtovereind in zijn stoel.

Hoe lang zat je bij het leger?

Zo gauw ik zat, viel ik in slaap.

Tom probeerde de deur open te doen, maar hij zat op slot.

Tom zat de hele ochtend in de ondervragingskamer.

Tom zat in de eerste rij.

Het schip zat vol aangroei.

Kennelijk wist niemand hoe het zat.

Dit zat tussen uw spullen.

Ik vermoedde dat ik op de verkeerde weg zat en ben daarom maar even gekeerd en teruggereden.

De aalscholver zat op een paal en liet zijn vleugels drogen.

Pff, ik ben het zat!

We zijn de reparaties die nodig zijn aan deze auto zat.

Ik zat juist toen de bel ging.

Ik zat in de auto.

Ben jij het niet zat om op eikels te passen?

Tom zat op een boomstam.

Hij zat achter het stuur toen het ongeval gebeurde.

Ik zat achter het stuur.

Onze tweeling werd geboren toen ik nog op school zat.

Een dikke kat met een hoed op, zat op een mat, en droomde ervan een rat te vangen, of een vleermuis.

Ik zat vast.

Maria zat alleen op de sofa.

Op het speelgoed zat een label met de tekst: "Niet geschikt voor kinderen onder 16 jaar".

Tom zat op de grond.

Tom was volkomen zat.

Toen ik hem zag, zat hij in de bibliotheek.

De tafel zat onder het stof.

Tom zat in de hoek.

Ik ben trollen op Tatoeba zat.

Tom zat op de bank een sigaret te roken.

Tom zat op de bank te roken.

Tom zat naast Maria aan de piano.

Ken zat naast me.

Bij welke faculteit zat hij ook alweer?

Bij welke faculteit zat ze ook alweer?

Ik ben het zat over Tom en Maria te horen.

Ik ben je excuses zat!

Also check out the following words: keek, toen, tv, nieuw, Probeer, nog, eens, hond, begraaft, botten.