Dutch example sentences with "trein"

Learn how to use trein in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Ik had bijna mijn paraplu in de trein laten liggen.

De trein stopt op elk station.

We moesten rennen om onze overstap te halen. Om twee voor half drie kwamen we aan op spoor één, en om één over half zou onze trein vertrekken van spoor achttien.

Bel me om vier uur. Ik moet de eerste trein nemen.

Je zit in de verkeerde trein.

Hoe laat vertrekt deze trein?

De trein gaat iedere dertig minuten.

De trein zat zo vol, dat niemand van ons kon zitten.

De trein had vertraging vanwege de sneeuw.

Onze trein stopte plotseling.

Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.

Hij moet de trein gemist hebben.

Bill stond vroeg op om de eerste trein te halen.

Ik reis liever met de trein dan met het vliegtuig.

Ik ga elke dag per trein naar mijn werk.

Ik wil iets te lezen voor in de trein.

Haast je, of je haalt de trein niet.

Ik heb me verslapen en miste de eerste trein.

De trein is vandaag tien minuten te laat.

De trein bestaat uit vijftien wagons.

De trein kwam op tijd aan in Kyoto.

Doe niet open voordat de trein stopt.

Deze trein stopt op alle stations.

Hier komt de trein!

Hij had geluk en was op tijd voor de trein.

Ik moet de eerste trein halen.

Misschien heeft hij de trein gemist.

We hadden schrik dat we de trein zouden missen.

De trein was al aan het vertrekken toen ik in het station aankwam.

In de trein was het zo druk dat ik de hele rit heb moeten staan.

Deze trein bestaat uit zeven rijtuigen.

Nu zou de trein ongeveer moeten aankomen.

Ik laat mijn paraplu altijd achter in de trein.

Ik reis liever per trein dan per vliegtuig.

Ik ben daarnaartoe gegaan per bus en per trein.

Ik heb nog nooit in mijn leven een trein gehoord of gezien.

Neem om het even welke trein op spoor 5.

Ik heb de trein nog juist gehaald.

We waren juist op tijd voor de laatste trein.

Kunt ge met de trein naar kantoor gaan?

Hij haastte zich om de trein niet te missen.

Ik heb de trein gemist op twee minuten na.

Uit welk station vertrekt de trein?

Ik ben per trein naar Kobe gegaan.

Ik ging per trein naar Boston.

De trein is in aantocht.

De trein heeft een vertraging van dertig minuten.

Hij glimlachte naar ons en stapte in de trein.

Haast u, anders mist ge de trein.

Wanneer vertrekt de volgende trein?

Nu is het ongeveer de tijd dat de trein gaat aankomen.

Mijn trein vertrekt om zes uur en komt daar aan om tien uur.

Ik vertrek vroeg om de eerste trein te halen.

Hoe laat komen we aan in Akita, als we de trein van 9 uur 30 nemen?

Ik heb de trein niet gehaald.

Gaat ge met de trein of per auto?

Ik vrees dat hij te laat zal zijn om de trein te nemen.

Vanaf morgen kunt ge zonder risico naar huis gaan per trein, auto of vliegtuig.

Deze trein stopt in elk station.

Ik vrees dat ik de verkeerde trein genomen heb.

Ik neem de trein van tien uur dertig.

Ik ben van plan de trein van tien uur dertig te nemen.

Onze trein reed door een lange tunnel.

Hij liep naar het station en kon de trein nemen.

Is hij met de bus of met de trein gekomen?

Onze trein is vijf uur blijven staan wegens een aardbeving.

Hij heeft de trein van half negen gemist.

Welke trein neemt u?

Sorry, ik heb de trein gemist.

Ik moet vroeg weg om de trein te halen.

Aangezien ik de trein had gemist, moest ik zowat een uur wachten op de volgende.

De trein kwam stipt op tijd.

De trein is er nog niet.

Onze trein kwam op tijd.

Ik zat twaalf uur op de trein.

Dat is de snelste trein ter wereld.

De trein was ontspoord.

Hoe laat gaat de volgende trein?

Plots bleef onze trein staan.

Is dit de juiste trein naar Tokio?

Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.

Hij droeg zijn bagage naar de trein.

Welke trein gaat ge nemen?

Dat is toch niet de laatste trein?

Soms komt de trein niet op tijd.

Onze trein vertrekt om half negen.

Kunt ge schatten hoeveel vertraging de trein zal hebben?

Haast u, of ge mist de laatste trein.

Wanneer is de volgende trein naar Sloane Square?

Ik moet de trein van 8:15 naar Parijs nemen.

De trein vertrok op tijd.

Haast u, of we halen de trein nooit!

De trein kwam aan in Londen.

Hij laat wel eens zijn regenscherm in de trein liggen.

Hij droeg haar bagage naar de trein.

Als ik de trein mis, neem ik de bus.

Ik stond eerder dan normaal op om de eerste trein te halen.

Als we de trein missen, dan gaan we met de bus.

Ik vind het leuk om met de trein te reizen.

Deze vent die naast me in de trein zit stinkt!

De trein bewoog zich voort met 500 mijl per uur.

Also check out the following words: poten, Mama, gedekt, wiebelt, hen, tafelmanieren, Spike, postbode, lief, koe.