Dutch example sentences with "stond"

Learn how to use stond in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Hij stond achter de stoel.

Het meisje stond voor het lokaal.

Er stond een watermolen onderaan de dam.

In haar slaapkamer stond een tafeltje. En daarop stond een klein flesje.

In haar slaapkamer stond een tafeltje. En daarop stond een klein flesje.

Toen ik nog op de middelbare school zat, stond ik elke morgen om 6 uur op.

Toen hij zijn naam hoorde, stond de kruising tussen een teckel en een vuilnisbakkenras op van onder de werkbank, waar hij had liggen slapen op de houtkrullen, rekte zich eens lekker uit en rende achter zijn baasje aan.

Hij stond tot zijn enkels in het water.

Toen ik mijn ogen weer opendeed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.

In de kamer stond een piano, maar er was niemand die erop speelde.

Aan het eind van het pad stond een brievenbus. Op een dag lag er een spannende brief in en die was voor mij.

Er stond een straffe wind.

Ik stond vast in de file.

Er stond een grote gouden ster op de deur.

Onze tuin stond vol onkruid.

Bill stond vroeg op om de eerste trein te halen.

Ze stond voor de klas.

Hij stond op om me te begroeten.

Hij stond op in de kamer en keek rond.

Ik stond vanochtend op met een barstende koppijn.

Hoe kan ik nou gezien hebben wat je deed, als je achter me stond? Ik heb geen ogen in m'n achterhoofd!

De kunst stond toen aan haar toppunt.

Dit voorwerp stond al in de oorspronkelijke versie van de NGC-catalogus.

Dit is niet wat er op het menu stond.

De tuin stond vol mooie gele bloemen.

De winkel stond vol jonge mensen.

Hij stond altijd klaar om mensen te helpen die problemen hadden.

Toen ik op mijn hoofd stond, had ik pijn in de nek.

Ik stond buiten.

De kamer stond helemaal vol meubels.

Ze stond aan de deur, met haar haar verward door de wind.

Op de middelbare school stond ik iedere ochtend om zes uur op.

Jim is boos omdat zijn vriendin hem liet zitten bij hun filmafspraakje. Hij stond wel een uur in de regen op haar te wachten.

Er stond een vrachtwagen midden op straat.

Op het bordje in het park stond geschreven "Niet op het gras lopen!"

Hij stond daar een tijdje.

Ik stond vanochtend om zes uur op.

Daarom stond ik vroeg op deze morgen.

Hij stond op.

Hij stond op de vloer.

Hij stond daar met gesloten ogen.

M'n horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was.

Linda stond op om te zingen.

Onder de piano lag een ei, in dat ei daar zat een brief, waarop te lezen stond wie is uw lief?

Ik moest de brief niet openen. Ik wist heel precies wat erin stond.

Ze stond naar de zee te kijken.

Het vliegtuig stond op het punt op te stijgen.

Ik stond eerder dan normaal op om de eerste trein te halen.

Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.

Ze stond op om de telefoon op te nemen.

De kerstman stond in de tuin.

De maan stond boven de horizon.

Een zwaarlijvige man zit op de bank. Hij kreeg een anonieme brief, waarin stond: "He dikzak! Ooit gehoord van afvallen?!" Niemand weet dat hij last heeft van een stofwisselingsziekte.

Er stond vroeger een grote kersenboom achter mijn huis.

Er stond een verlaten auto naast de rivier.

Op de top van de berg stond een toren.

Hij stond hen toe in de tuin te wandelen.

Hij stond kniediep in de sneeuw.

Ze stond op een ladder, en verfde het plafond.

Ik stond achter de keuze van de commissie.

Op die dag in 1887 verscheen in Warschau een brochure van Ludwik Lejzer Zamenhof over een "Internationale Taal". Het was bescheiden van omvang, het motto mikte hoog: "Opdat een taal internationaal zou zijn, volstaat het niet ze zo te noemen". Als auteursnaam stond aangeduid "Doctor Esperanto".

Ze stond de afwas te doen.

Ik voelde me duizelig toen ik op stond.

Ik voelde me duizelig toen ik de volgende dag op stond.

Zijn deur stond een weinig open en ik kon in zijn kamer kijken.

In dat tijdschrift stond een spraakmakend interview over het leven van een beroemde zangeres.

De telefoon ging juist toen zij op het punt stond te vertrekken.

Ik stond vroeg op om de eerste trein te nemen.

Hij stond op zijn recht.

De jongen stond expres op mijn voet.

Stond je op?

Ik stond op, maar niet voor lang.

De oude man stond op de heuvel.

Ik stond om vijf uur 's ochtends op.

Ik stond vroeg op om de eerste trein te halen.

Ze stond op om de telefoon te beantwoorden.

Op het document stond zijn handtekening.

Ik stond op toen het nog donker was.

Mijn vader stond mij niet toe in de VS te studeren.

Hij botste op zijn vader, die hem vastberaden stond op te wachten.

Daar stond ik, het enig ongeschonden bemanningslid.

Toen ik opstond, stond de zon al hoog aan de hemel.

Het hele publiek stond op en begon te applaudisseren.

Tom stond op en liep naar de keuken.

Tom stond op en ging naar de wc.

Hij stond voor me.

Tom stond op het punt het belangrijkste telefoontje van zijn leven te plegen.

In een mum van tijd stond de Sint-Pauluskerk in lichterlaaie.

Hij stond aan de deur.

Het spijt me dat ik zomaar binnenval, maar je gsm stond uit.

Hij stond gewoonlijk vroeg op.

Als je in Tom zijn schoenen stond, wat zou je dan doen?

Zij stond te tollen van de slaap.

Hij stond achter de deur.

Mijn mobiele telefoon stond uit.

Ik stond op het punt mijn haar te wassen.

Op de autoweg tussen Antwerpen en Brussel stond een zeven kilometer lange accordeonfile.

De brievenbus stond open en was leeg.

Hij stond op het punt te gaan spreken.

Hij stond voor een gesloten deur.

Ze stond op haar hoofd.

Also check out the following words: andere, reden, werkte, microfoon, daarnet, tijd, dit, recente, foto, Op.