Dutch example sentences with "praten"

Learn how to use praten in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Honden kunnen niet praten, maar het leek alsof de ogen van het hondje zeiden: "Nee, ik heb geen thuis."

Laten we er na school over praten.

Ik heb gezworen nooit meer tegen haar te praten.

Ik mag zijn manier van praten niet.

Het was leuk met haar te praten.

Dat meisje dat met John aan het praten is, dat is Susan.

Wie is degene met wie je aan het praten was?

Het is moeilijk praten tegen hem.

Stoor me alsjeblieft niet als ik sta te praten.

Ik vind dat we met meneer Brown moeten praten.

Hij kent geen woord Frans, maar hij kan wel Engels praten alsof het zijn moedertaal is.

Met die man valt niet te praten.

Met je mond vol praten is een vies gezicht.

Werk, in plaats van te praten!

Nu is het niet het geschikte moment om daarover te praten! Niet?

Ik wil niet met u praten!

Om te beginnen gaan we met dokter Benjamin Burns praten.

Ik wou dat ik meer tijd had om met haar te praten.

Ik wil iemand om mee te praten.

Ik vroeg hem om op te houden met praten maar hij bleef doorgaan.

Italianen praten zelden over politiek.

Het is onbeleefd om met volle mond te praten.

Ze stopten met praten.

Ik kan over alles praten met mijn beste vriend.

Je hebt de neiging om te snel te praten.

Kan ik met iemand praten die Japans spreekt?

Ik heb je nog nooit zo horen praten.

Zodra ik goed Nederlands spreek, ga ik met Vlaamse meisjes praten.

Zij was vastbesloten nooit meer met hem te praten.

Kunnen we praten?

De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.

We zullen er later over praten.

Als je minder zou praten en meer zou luisteren kun je misschien iets leren.

Stop met praten en luister.

U had eerder met mij over dat probleem moeten praten.

Frans praten is een zeker middel om de verkiezingen in de VS te verliezen.

Tom bleef maar praten en liet Mary er geen woord tussen krijgen.

Ze begon tegen de hond te praten.

Het heeft geen zin met haar te praten. Ze luistert niet naar je.

Ik ben er, wil je praten?

Hij stopte plotseling met praten.

Ze vond het leuk over zichzelf te praten.

Niet tegen hem praten terwijl hij rijdt.

Misschien kunnen we praten.

Met wie was je aan het praten?

Tom wil niet erover praten.

Ken hield op met praten en begon te eten.

Ik heb geen zin tegen iemand te praten.

Wij praten graag.

Het is onbeleefd tijdens een concert te praten.

Tom is de hele nacht blijven praten.

Het is volkomen duidelijk dat hij niet wil praten met mij.

Engels praten is niet eenvoudig, maar interessant.

Ik heb nood aan iemand om met te praten.

Ik probeerde in het Chinees te praten en mijnheer Wang probeerde in het Frans te praten.

Ik probeerde in het Chinees te praten en mijnheer Wang probeerde in het Frans te praten.

Ik heb iemand nodig met wie ik kan praten.

Laat ons praten.

Praten kost niets.

Er is iemand met wie ik eerst wil praten.

We gaan morgen meer praten over jouw huwelijk.

Mary heeft niemand om mee te praten, maar ze voelt zich niet alleen.

Ik was zo kwaad dat ik niet in staat was om te praten.

Ik ben niet in staat om zo snel te praten.

Het is een geest, en ik ben de enige die met hem kan praten.

Stop met praten en luister naar de muziek.

Ik heb veel vriendinnen waarmee ik kan praten.

Ik heb veel vrienden waarmee ik kan praten.

Ik had zin om met iemand te praten.

Toms manier van praten werkt op mijn zenuwen.

Ik heb iemand nodig om mee te praten.

Ik probeerde met je te praten.

Mijn baby wil praten.

Tom wilde met Mary's vader praten.

We bleven de hele nacht praten.

Je hoort niet te praten met je mond vol.

Kunt u misschien wat harder praten?

Hij kan goed Frans praten.

Zij wil niet daarover praten.

We zullen vanavond over je werk praten.

Laat ons vanavond niet over je werk praten.

Hij kan praten.

Als je wilt praten, dan praten we.

Als je wilt praten, dan praten we.

Laten we hier met elkaar praten.

Tom begon te praten.

Doe me nu een lol en stop met over je bedavonturen te praten.

Het was me een genoegen met jou te kunnen praten.

Het was me een genoegen met u te kunnen praten.

Het was me een genoegen met jullie te kunnen praten.

In de duisternis kon ze hem en zijn gasten horen praten en lachen.

Tom moedigde me aan om Frans te praten.

Ik zou graag met je praten.

Ik zou graag met u praten.

Niet te hard praten. Je maakt haar nog wakker.

Praten is gemakkelijk, straffen is moeilijk en dikwijls niet politiek correct.

Waarom was je met hem aan het praten?

Ik zag Mary praten met een jonge man met lang haar.

De mannen praten met elkaar.

Schaam je je niet om op deze manier te praten?

Ik wil er niet meer over praten.

Also check out the following words: kapot, stierf, testament, opgesteld, herhaald, ademen, indruk, Brown, Narita, respecteer.