Dutch example sentences with "kat"

Learn how to use kat in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Zit de kat op of onder de stoel?

Er zat een kat op de stoel.

De kat is heel lief.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.

"Een kat?" vroeg de bejaarde man.

"Een kat?" vroeg de oude man.

De hond zat achter de kat aan.

Een hond rende achter een kat aan.

Pak die kat niet op.

Mijn kat kwam onder de tafel vandaan.

Is dat een kat of een hond?

De kat trok zijn klauwen in.

Een kat in de zak kopen.

Een kat in benauwdheid maakt rare sprongen.

Een kat komt altijd op z'n pootjes terecht.

Ik heb een kat en een hond.

Dat is mijn kat.

Ze heeft een kat. Die kat is wit.

Ze heeft een kat. Die kat is wit.

Op tafel zat een kat.

Ik ben een kat. Ik heb nog geen naam.

Het kind streelt de kat.

Mijn kanarie is door een kat gedood.

De muis komt niet zelf naar de kat.

Gooi geen steen naar een kat.

Ik moet mijn kat een bad geven vandaag.

Er zit een kat op de stoel.

Zij leven met elkaar als kat en hond.

Een kat heeft negen levens.

De kat slaapt op de sofa.

Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.

Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.

We hebben een hond, een kat en drie kanaries.

Ik hoor een kat aan het venster krabben.

Een kat is geen mens.

Laat de kat niet uit de zak komen.

De kat slaapt op de stoel.

Ze zijn kat en hond voor elkaar.

De kat speelt graag in de tuin.

Mijn kat wordt niet graag nat.

Zit er een kat op tafel?

Dat is geen kat. Dat is een hond.

De rat komt niet vanzelf naar de kat.

Maak geen slapende kat wakker.

De kat is in de put.

De kat lag te zonnen.

De kat zit onder de tafel.

Mijn kat heeft zonnebrand.

Is dat een kat?

De kat was aan het spelen met een levende muis.

Zij heeft een kat. De kat is wit.

Zij heeft een kat. De kat is wit.

Een tijger is groter en sterker dan een kat.

Dit is de grootste kat die ik ooit gezien heb.

De kat heeft graag vis, maar maakt niet graag zijn poten nat.

De kat heeft graag vis, maar van het water heeft ze schrik.

Ik heb geen kat.

Een kat slaapt op een stoel.

De kat bleef miauwen.

De kat is weggelopen.

De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".

Observeer uw kat en ge zult ze leren kennen.

Er was daar geen kat.

Er zat een kat op de tafel.

Wie zal dan voor uw kat zorgen?

De kat sliep op de tafel.

Wij hebben een kat. We houden allemaal van katten.

We hebben een hond en een kat.

Ze heeft een witte kat.

We hebben een witte kat.

De kat kijkt naar de vis.

De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.

Het maakt niet uit of de kat zwart is of wit, als ze maar muizen vangt.

Een kat heeft twee oren.

Een dikke witte kat zat op een muur en bekeek hen met slaperige ogen.

Hij heeft een kat en twee honden.

Ik zou graag een kat hebben.

De hond en de kat slapen samen in een mandje.

Er is een kat in de keuken.

In de keuken is een kat.

De kat is zwart.

Er zit een kat in mijn huis.

Die kat is bruin.

"Miauw," zei de kat en hij keek naar mij.

De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.

Mijn kat is al twee dagen dood.

De kat slaapt op tafel.

Doe de dop terug op de fles voor het geval de kat hem omstoot.

De kat heeft twee oren.

Deze arme kat is bijna gestorven van de honger.

Ik vond haar kat in een lege kamer.

Het Franse woord "chat" betekent "kat".

We liepen achter de kat aan.

Zelfs een kat mag naar de koning kijken.

Hij speelde met zijn kat.

De ogen van een kat sprankelen als ze een muis ziet.

De ogen van een kat fonkelen als ze een muis ziet.

Ik moet vandaag de kat naar de dierenarts brengen.

Toen de bus uitweek voor een kat, zei de bestuurder: "Dat was op het nippertje."

Tom heeft geen kat.

Also check out the following words: uitgenodigd, zien, rennen, gezien, minder, vijftien, dollar, geleerd, leven, WestEuropa.