Dutch example sentences with "zitten"

Learn how to use zitten in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

U mag op de stoel gaan zitten.

De broedhen heeft een week op de eieren zitten broeden.

Er zitten knopen op het jasje.

Gaat u zitten.

In het mandje zitten een paar appels.

En zo zat hij op een keer aan het eind van de middag in de tuin te eten, toen een dame met een baret rustig in zijn richting kwam om aan de tafel naast hem te gaan zitten.

Kom je bij me op schoot zitten?

Blijf nog even zitten.

In de kamer staan bedden, vastgeschroefd aan de vloer. Daarop zitten en liggen mensen in blauwe ziekenhuiskleding en net als vroeger met mutsjes op. Dat zijn de gekken.

Men zegt dat er in dit bos spoken zitten.

Nee, ga zitten.

Moet dit een krentenbol zijn? Je moet haast fietsen van de ene krent naar de andere, zo weinig zitten erin.

Gaat u maar zitten waar u maar wilt.

Er zitten veertig leerlingen in deze klas.

De trein zat zo vol, dat niemand van ons kon zitten.

Zit daar niet te zitten, doe iets!

Kom hier, meisje, ga zitten!

Waar zou u willen zitten?

Er zitten een paar fouten in uw compositie.

We hebben sinds de ochtend zitten wachten, maar uiteindelijk is hij niet gekomen.

Als je eens in de problemen mocht zitten, zal ik je helpen.

Heren, doe de bril omhoog! Dames zitten ook graag droog.

Ik zou het op prijs stellen als ze naast me zou komen zitten.

Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.

Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.

In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.

In een schip zitten is in de gevangenis zitten, met de kans op verdrinken.

Als we de huur betalen aan de huiseigenares, zullen we geen geld meer hebben voor eten; we zitten tussen de duivel en de diepe blauwe zee.

Ik had liever gehad, dat ze naast me zou zitten.

"Ja," antwoordde Dima, terwijl hij een stukje halfopgegeten vis dat was blijven zitten op zijn rechtermouw wegveegde. "Ik wil graag dat daar kopen."

Er zitten vliegen op de muur.

Ze gingen in het bootje zitten.

Hoeveel leerlingen zitten er in jouw klas?

Het leven is als ganzenborden: je kunt altijd opnieuw beginnen, tenzij je in de put blijft zitten.

Jij schrijft en de kinderen schrijven; ze zitten allemaal stil en schrijven.

We verplaatsten onze tassen om plaats te maken zodat de oudere dame kon zitten.

Hij ging op het bed zitten.

Laten we gaan zitten en een beetje rusten.

Wie zijn gat verbrandt moet op de blaren zitten.

Iedereen wil naast haar zitten.

Hij zat daar twee uur te zitten.

We zitten in een moeilijke situatie.

Ze gingen rond de tafel zitten om te kaarten.

Laten we daar zitten, waar er schaduw is.

Hier, een gemakkelijke zetel waarin ge kunt zitten.

Jim is boos omdat zijn vriendin hem liet zitten bij hun filmafspraakje. Hij stond wel een uur in de regen op haar te wachten.

Hij dwong haar te gaan zitten.

Zij ging naast mij zitten.

Hij ging naast haar zitten.

U kunt gaan zitten waar u wilt.

Laten we op de bank zitten.

Ik deed teken dat ze moest gaan zitten.

Ze zitten aan tafel.

Er zitten ongeveer veertig studenten in haar klas.

Alle bussen zitten vol.

Twee kinderen zitten op een hek.

Kom bij ons zitten.

Hij ging niet weg, maar ging zitten.

Een opgroeiend kind kan onmogelijk een uur stil blijven zitten.

Laten we op het gras gaan zitten.

Er zitten veertig leerlingen in onze klas.

Ze deed hem teken om te gaan zitten.

We zitten in hetzelfde schuitje.

Hij ging zitten en luisterde naar de radio.

We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.

Ik ging zitten en opende mijn laptop.

De laars van de soldaat bleef zitten in de modder.

Oef! Dat doet deugd, gaan zitten na een lange wandeling!

Ik ging naast hem zitten.

Zitten we in hetzelfde hotel?

De bank is breed genoeg, zodat vier personen erop kunnen zitten.

Hier, een comfortabele stoel waar je in kunt zitten.

Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.

Dat liedje blijft in je hoofd zitten.

Zijt ge er u van bewust dat we in een uitzichtloze situatie zitten?

Wil je niet op mijn knie zitten?

Hij ging zitten om een roman te lezen.

Bij een oude samowaar zitten een Rus en een Hongaar.

De hond ging naast de man zitten.

Gaat u alstublieft zitten en wacht.

Jonge mensen zitten meestal vol energie.

Blijf zitten alstublieft.

Gaat u even zitten.

Tom ging in de fauteuil zitten.

In dit theater kunnen een paar honderd mensen zitten.

Vertel Tom om te gaan zitten.

We zitten allemaal te popelen om de film te zien.

Zwijg en ga zitten!

Gaat u op die stoel zitten, alstublieft.

Ga op die stoel zitten, alsjeblieft.

Gaat u zitten, mijnheer!

Hij beval de hond te gaan zitten.

Ik zie die jonge man wel zitten.

Er zitten zevenentwintig leerlingen in mijn klas.

Tom wilde naast Maaike zitten.

Waar wil je zitten?

Waar willen jullie zitten?

Waar wilt u zitten?

Hij kon niet goed zitten vanwege de aambeien.

Als hij niet de hele dag zou zitten, dan zou hij ook niet dik worden.

Je gaat naar hem toe, vraagt hoe het met hem gaat en gaat naast hem zitten.

Also check out the following words: rekte, rende, baasje, mis, dol, tennissen, kennissen, kwaad, kennis, Ieder.