Dutch example sentences with "vakantie"

Learn how to use vakantie in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

De vakantie is bijna om.

Ze heeft haar man overgehaald de vakantie in Frankrijk door te brengen.

De studenten zijn met vakantie.

Waar ben je met vakantie geweest?

Hoe was je vakantie?

Na veel overleg besloten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Ik ben in het buitenland op vakantie geweest.

Ge hebt maanden hard gewerkt, en ge verdient zeker een vakantie.

Tijdens de vakantie zal ik naar Frankrijk gaan.

Ik neem vakantie volgende maand.

Laten we genieten van de lange vakantie!

Ik was op vakantie in het buitenland.

Geniet van je vakantie.

Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.

De Duitsers nemen weer vakantie in eigen land.

Volgende week ga ik op vakantie.

Wij zijn twee weken met vakantie.

Workaholics beschouwen vakantie als tijdverspilling.

Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.

Deze vakantie is niet zo leuk, we zouden naar huis moeten gaan.

Ze is naar Frankrijk gekomen op vakantie.

Volgens de statistieken zijn er altijd meer mensen die op vakantie gaan in de winter.

Toen ze op vakantie waren, zorgden hun buren voor de hond.

Hij leest graag romans op vakantie.

Ik heb in de vakantie niets gedaan.

We hebben volop genoten van de vakantie.

Zij is op vakantie.

Ze is met vakantie gegaan.

Weet u of Nina momenteel met vakantie is?

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

Vandaag is de laatste dag van onze vakantie.

Ik begrijp dat je jouw vakantie in Nieuw-Zeeland gaat doorbrengen.

Ik ga van 20 juli tot 8 augustus op vakantie.

Ga je soms naar het buitenland op vakantie?

De volgende maand gaan wij op vakantie.

Hij heeft zijn vakantie besteed aan het inrichten van zijn huis.

We hebben een prachtige vakantie in Zweden gehad.

Tot gisteren waren we met vakantie.

Ik heb mijn vakantie in Senegal doorgebracht.

Heb je al eens vakantie genomen?

Hij is uit vakantie teruggekeerd.

Hij beloofde te komen na de vakantie.

Mensen die genoeg hebben van de Spaanse stranden, brengen nu hun vakantie door in Turkije.

Kun je zomaar op vakantie gaan?

Als alles goed gaat, komt hij van de zomer op vakantie.

Als ik weer bij je kom, neem ik de foto’s mee die ik in de vakantie gemaakt heb.

Op de dag dat we op vakantie zouden gaan, werd hij ziek.

Je hebt dringend vakantie nodig.

Tom is met zijn ouders in vakantie.

Fijne vakantie.

Als je geen vakantie neemt dan ga je eronderdoor.

De vakantie is nu voorbij.

Ik heb gehoord dat u uw vakantie in Nieuw-Zeeland gaat doorbrengen.

Hoe heb jij je vakantie doorgebracht?

Ik werk ook al ben ik op vakantie.

Deze vakantie valt echt tegen - we kunnen net zo goed naar huis gaan.

Ik ga op vakantie.

Ik was met vakantie.

Ik ben op vakantie geweest.

Ga je dit jaar met vakantie?

Ik kan me dit jaar niet veroorloven op vakantie te gaan, omdat ik blut ben.

Sami was op vakantie met zijn familie.

Het beste wat ik tijdens de vakantie heb gegeten, was de varkensschenkel.

Ik heb leukste vakantie beleefd die je je kunt voorstellen.

Ik ben op vakantie.

Wat heb je tijdens de vakantie gedaan?

In februari hadden we een korte vakantie.

Waar ga je heen op vakantie?

Jij hebt vakantie nodig.

Ik ben terug van vakantie.

Ik heb vakantie nodig.

Ik heb een vakantie nodig.

Ik ben aan vakantie toe.

We hebben een heerlijke vakantie gehad in Zweden.

Prettige vakantie!

De zeep verpestte onze vakantie, omdat het beneden een allergische reactie veroorzaakte.

Je bent aan vakantie toe.

U bent aan vakantie toe.

Het wordt tijd voor vakantie.

Mijn vader en moeder laadden hun auto altijd vol met aardappels als zij op vakantie gingen.

Hij is op vakantie.

Ze zijn vertrokken onder het mom van een vakantie.

In de vakantie gaan we veel uit eten.

Ik wil je vragen of je zin hebt om met mij op vakantie te gaan volgende maand.

Vorige maand ging ik op vakantie naar Los Angeles.

Door de vele regen was hun vakantie letterlijk in het water gevallen.

Waar gaan jullie naartoe deze vakantie?

Ik ga liever niet op vakantie in de zomer.

We kijken uit naar de vakantie.

U hebt vakantie nodig.

Ik ga over drie weken op vakantie.

Ik vertrek over drie weken op vakantie.

Ik wandel veel in de vakantie.

Wij gaan volgende week met de camper op vakantie.

Waar ga jij heen op vakantie?

Ik ga naar Frankrijk of naar Duitsland op vakantie.

Ik ga niet fietsen maar wandelen in mijn vakantie.

We willen de vakantie op een rustige plek doorbrengen.

Haar ouders zijn drie weken op vakantie in Amerika en hebben nog geen contact met haar opgenomen.

In de dierentuin praten de dieren over de eerstvolgende vakantie: - Vertel me, giraffe, waar ga je op vakantie naartoe? - Nou, ik heb een grote nek, mijn vrouw heeft een grote nek en mijn kinderen hebben ook grote nekken. En omdat we niet graag opvallen, gaan we naar Afrika, waar andere giraffen zijn. - En jij ijsbeer, waar ga je heen? - Nou, ik heb een grote vacht, mijn vrouw heeft een grote vacht en mijn kinderen hebben ook een grote vacht. En omdat we niet graag opvallen, gaan we naar de Noordpool, waar andere ijsberen zijn. - En jij, de krokodil, waar ga jij heen? - Nou, ik heb een grote mond, mijn vrouw heeft een grote mond, mijn kinderen hebben ook een grote mond, dus omdat we niet graag opgemerkt worden, gaan we naar Londen....

In de dierentuin praten de dieren over de eerstvolgende vakantie: - Vertel me, giraffe, waar ga je op vakantie naartoe? - Nou, ik heb een grote nek, mijn vrouw heeft een grote nek en mijn kinderen hebben ook grote nekken. En omdat we niet graag opvallen, gaan we naar Afrika, waar andere giraffen zijn. - En jij ijsbeer, waar ga je heen? - Nou, ik heb een grote vacht, mijn vrouw heeft een grote vacht en mijn kinderen hebben ook een grote vacht. En omdat we niet graag opvallen, gaan we naar de Noordpool, waar andere ijsberen zijn. - En jij, de krokodil, waar ga jij heen? - Nou, ik heb een grote mond, mijn vrouw heeft een grote mond, mijn kinderen hebben ook een grote mond, dus omdat we niet graag opgemerkt worden, gaan we naar Londen....

Also check out the following words: toen, tv, nieuw, Probeer, nog, eens, hond, begraaft, botten, tuin.