Dutch example sentences with "tijd"

Learn how to use tijd in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Ik weet niet of ik tijd heb.

Er vindt altijd wel iemand tijd.

Ik weet niet of ik tijd heb daarvoor.

De tijd vliegt.

Enige tijd lang keek ze mij alleen maar aan.

Men kan altijd wel tijd vinden.

Jij hebt nooit tijd voor de belangrijke dingen!

Het zou me te veel tijd kosten om je uit te leggen waarom dat niet gaat werken.

De tijd van het afscheid is gekomen.

Nu is de tijd om samen te werken.

We hebben goed weer gehad de afgelopen tijd.

Wat doe je in je vrije tijd?

Wat doen jullie in je vrije tijd?

Ik ben op tijd op school gekomen.

Wie neemt nog tijd voor een lange brief aan een vriend?

Het is de hoogste tijd om naar bed te gaan.

Trek je wandelschoenen aan en laat geen tijd verloren gaan.

Ze huilde alleen maar de hele tijd.

Kun je niet één keer op tijd komen? Ik wacht al een heel uur op je.

In deze tijd van het jaar staan de bermen in volle bloei. Je vindt er bijvoorbeeld veel fluitenkruid, koolzaad en paardenbloemen.

Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.

Ik heb mijn lessen af en ik wil slapen, maar het is alweer tijd om naar school te gaan...

Heb je dinsdag tijd?

Priemgetallen zijn als het leven, ze zijn helemaal logisch, maar het is onmogelijk er regels voor te vinden, zelfs als je al tijd wijdt aan het nadenken erover.

Het regent de hele tijd.

De afgelopen tijd is er veel gesproken over de architectuur van de nieuwe school.

Ze praatte de hele tijd.

Ik zou je een koffie aanbieden als je tijd had.

Als je ons wat boeken brengt, gaat de tijd voor ons sneller voorbij.

Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.

Als ik tijd had, ging ik naar de film.

Ik zou naar de film gaan, als ik tijd zou hebben.

Ik zou naar de film zijn gegaan, als ik tijd had gehad.

Als ik tijd had gehad, was ik naar de film gegaan.

Onze leraar komt altijd precies op tijd voor de les.

Helaas was ik niet op tijd voor zijn toespraak.

Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.

Niets zo waardevol als de tijd.

Ik heb geen tijd om naar Amerika te gaan.

We hebben nauwelijks genoeg tijd om te ontbijten.

Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af.

Probeer je tijd goed te gebruiken.

Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen.

De tijd kent geen genade.

Met passen en meten wordt de tijd versleten.

Tijd is geld.

Tijd is het meest waardevolle dat er is.

Wat heb je dan de hele tijd gedaan?

Vanavond heb ik tijd.

De trein kwam op tijd aan in Kyoto.

Hoeveel tijd had je nodig om dat boek te vertalen?

Ik was deze morgen niet op tijd op school.

Ik heb geen tijd om te lezen.

Hij had geluk en was op tijd voor de trein.

Tijd voor een heet bad, en dan is het bedtijd.

Voor zover ik weet is hij nog nooit op tijd gekomen.

Zij spijbelen de hele tijd.

Weet je, mensen creëren geen tijd; als we dat wel deden, zou het nooit opraken.

Er was geen tijd meer voor uitleg.

Schiet op, dan ben je op tijd voor school.

Ik heb een week de tijd om mijn huiswerk af te maken.

Ik zie hem de laatste tijd bijna nooit.

Het Oekraïnse leger heeft de prioriteiten voor de komende tijd vastgesteld.

Tegen de tijd dat hij 966 probeerde, begon Dima de hoop op te geven.

"Ik kan niet zeggen dat ik dat een erg leuke keus vind," zuchtte Dima. "Om eerlijk te zijn, is het de hele tijd al wazig in mijn hoofd sinds ik vanochtend wakker werd in een vuilcontainer..."

Ik heb meer tijd nodig.

Is tijd belangrijker dan plaats voor u?

Vooruit! Het is al tijd voor het middagmaal.

Tijd zal je meer helpen dan al het andere.

Onze leraar Engels is altijd op tijd.

Ik hoop dat mijn wagen niet in panne valt en dat ik je op tijd bereik.

Mijn haarspeld is te zwaar, hij glijdt de hele tijd uit mijn haar.

De tijd gaat snel.

Hoeveel tijd heeft je dat gekost?

Dat zou me veel tijd kosten.

Ik had geen tijd om te ontbijten.

Ik denk de hele tijd aan jullie.

Hij is de Chopin van onze tijd.

De tijd zal tonen wie van ons gelijk heeft.

Ooit zal er een tijd komen dat Esperanto, gemeenschappelijk bezit geworden van het hele mensdom, zijn karakter van een idee zal verliezen: dan zal het alleen maar een taal worden, men zal er niet meer om strijden, men zal er enkel nut blijven uit halen.

Ik vrees dat dit werk het meeste van mijn tijd zal opeisen.

Wat zijn we volgende week om deze tijd aan het doen?

Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.

Tijd brengt raad.

Ik heb geen tijd om tv te kijken.

Ik wil tijd in plaats van geld.

Ik wil mijn tijd goed gebruiken.

Hij komt nooit op tijd.

Ik had veel tijd om met veel vrienden te spreken.

Binnen hoeveel tijd zal die bus vertrekken?

Tijd verdoen, als je het leuk vindt, is niet zinloos!

Ik was daar op tijd, maar ik zag je niet!

Twintig jaar is een lange tijd.

Hebt ge tijd om mij te helpen?

Het wordt tijd dat ik weg ga.

We waren juist op tijd voor de laatste trein.

Probeer uw tijd zo goed mogelijk te gebruiken.

Het vliegtuig kwam net op tijd in New York aan.

Bijna iedereen kwam op tijd.

Hoeveel tijd hebben we om dat af te maken?

Hij is altijd op tijd.

Also check out the following words: daags, tablet, innemen, beestjes, miljoenen, wriemelende, pootjes, gekleurde, sprei, hal.