Dutch example sentences with "speelt"

Learn how to use speelt in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Hij speelt zeer goed.

Mike speelt graag basketbal.

Mijn oudere zus speelt goed gitaar.

Zingt ze of speelt ze piano?

Hij speelt zeer goed tennis.

Ik wil dat ge gitaar speelt voor mij.

Manchester United speelt tegen Bolton.

Helen speelt in de tuin.

Akira speelt goed tennis.

Eric speelt in onze voetbalploeg.

Hij speelt goed tennis.

En zo speelt elke burger een onmisbare rol.

Ik ken het meisje dat tennis speelt.

Hij speelt goed gitaar.

Waar speelt gij tennis?

Mijn zuster speelt elke dag piano.

Speelt ge tennis na de school?

Hij speelt alle dagen honkbal.

"Speelt zij tennis?" "Ja."

Een groep jongeren speelt handbal op het speelplein.

Zijn vader speelt geen golf.

De kat speelt graag in de tuin.

Overigens, speelt gij viool?

Ze speelt de gitaar.

Speelt hij piano?

Mijn vader speelt heel graag gitaar.

Ze speelt elke dag piano.

Schalke speelt vanavond tegen Inter Milaan.

Mijn vader speelt golf, maar niet goed.

Ze speelt elke zondag tennis.

Nancy speelt geen tennis.

Het meisje dat op de piano speelt is Akiko.

Ze speelt elke dag tennis na school.

Speelt Tatoeba een rol bij de globalisatie van het Esperanto?

Hij speelt goed viool.

Kenji speelt tennis.

Ze wil niet dat hij poker speelt.

Hij speelt elke zondag golf.

Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.

Hellen speelt graag tennis.

Ellen speelt ook graag tennis.

Mijn zus speelt heel goed gitaar.

Hij speelt geen honkbal.

Je speelt geen golf, of wel?

Hij speelt graag voetbal.

Ze speelt iedere dag tennis.

Iedere dag speelt ze tennis.

Hij speelt buiten.

Hij speelt beter piano dan ik.

Mijn zus speelt met een pop.

Iedereen speelt het liefdesspel.

Tom speelt Pacman.

Hij speelt constant zijn gsm kwijt.

Zij speelt zeer goed piano.

Hij speelt een gevaarlijk spel.

Tom speelt op z'n GameCube.

Ze speelt elke dag op de piano.

Ik wil niet dat er iemand met mijn gitaar speelt.

Mary speelt voetbal.

Een kat speelt met muizen, als ze verzadigd is.

Hij speelt daar.

Daar speelt hij.

Is het waar, dat Midori zo goed viool speelt?

Jumo speelt zondags tennis.

Ongeveer twee derde van de profvoetballers speelt in de eerste divisie, de overige in de eredivisie.

Tom speelt heel goed piano.

Tom speelt hockey.

Als je goede muziek speelt, luisteren mensen niet, en als je slechte muziek speelt, spreken ze niet.

Als je goede muziek speelt, luisteren mensen niet, en als je slechte muziek speelt, spreken ze niet.

Wie is de jongen die Peter Pan speelt?

De kat speelt met de kinderen.

Ze speelt heel goed tennis.

Ze speelt piano en gitaar.

Ze speelt zowel piano als gitaar.

Tom speelt de vibrafoon bijzonder goed.

Mijn oudste zus speelt goed gitaar.

De man achter hen speelt piano.

Ik weet überhaupt niet hoe je golf speelt.

Zij speelt piano.

Iemand speelt piano.

Weet je hoe men Mahjong speelt?

Hij speelt erg goed piano.

Je speelt golf? Wat is je handicap?

Ze speelt gitaar.

Wie speelt er golf?

Hoe dikwijls speelt Tom hockey?

Hij speelt piano.

Ze speelt piano.

Tom speelt piano.

Iets kwaads speelt zich achter mijn rug af.

Je speelt piano, nietwaar?

De naam speelt geen rol.

Tom speelt meestal als een schurk. Dit is de eerste keer dat hij als een magiër speelt.

Tom speelt meestal als een schurk. Dit is de eerste keer dat hij als een magiër speelt.

Tom speelt niet echt goed gitaar.

Thomas speelt drie keer per week tennis.

Tom speelt met Maria's kat.

Tom speelt ook graag de fluit.

Tom speelt de trommel.

Tom speelt gitaar.

Tom speelt buiten.

Also check out the following words: hotelkamer, lag, watermeloen, tafel, Vergeef, vertellen, weken, geleden, vorige, betaald.