Dutch example sentences with "plan"

Learn how to use plan in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Hij zei dat hij van plan was een risico te nemen.

Ons bedrijf is van plan een nieuwe chemische fabriek te bouwen in Rusland.

We waren van plan om daar ongeveer twee weken te blijven.

Ik ben dan misschien ongelukkig, maar ik ben niet van plan zelfmoord te plegen.

Bent u van plan deel te nemen aan de bijeenkomst?

Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.

Mijn broer heeft het plan niet alleen opgesteld, maar ook uitgevoerd.

Ik was gedwongen te stoppen met het plan.

Ik had geen weet van zijn plan.

Zijn plan is gevaarlijk!

De meisjes hadden bezwaar tegen ons plan.

Ik kan niet instemmen met dit plan.

De president stelde een nieuw plan voor.

De directeur stelde een nieuw plan voor.

Het nieuwe plan werkte goed.

Wat was hij van plan?

Was je vandaag nog iets anders van plan?

Dat was een weloverwogen plan.

Ik was van in het begin al niet van plan om in een grote stad te wonen.

Ik ben van plan om in de stad te gaan wonen.

Ik mag dan wel ongelukkig zijn, maar ik ben niet van plan mezelf te doden.

Ik ben van plan om een brief te schrijven naar Judy.

Ik ben van plan om Judy een brief te schrijven.

Wat bent u van plan te gaan doen met de nieuwjaarsvakantie?

Mijn plan verschilt van het jouwe.

Ik ben van plan om aanstaande week Londen te bezichtigen.

Ze zijn van plan om naar Nieuw-Zeeland te emigreren.

Ik weet nog niets over het plan voor het weekeinde.

Ik ben van plan om een nieuwe auto te kopen.

Ben je van plan om naar het buitenland te gaan?

Wat denkt ge van het plan van uw baas?

Uw plan zal zeker lukken.

Ik hoop dat je met een beter plan komt.

Hoeveel dagen ben je van plan om te blijven?

Mijn moeder is van plan in bad te gaan.

Mijn moeder is juist van plan in bad te gaan.

We zijn van plan daar een week te blijven.

Het Frans zit dikwijls erg verveeld met de uitdrukkingsdichtheid die het gebruik van voor- en achtervoegsels in het Esperanto mogelijk maakt, maar het trekt zijn plan door te spelen op de keuze van de lexemen.

Ze was van plan toneelspeelster te worden.

Uw plan klinkt uitstekend.

De baas heeft ons plan goedgekeurd.

Ik weet helemaal niets over dat plan.

Ik plan een reis naar Nagoya met een overnachting.

Ik hoop dat je met een beter plan voor de dag komt.

Het plan is nog niet rijp.

Zo een kinderachtig plan zal mislukken.

Zo een kinderachtig plan kan niet slagen.

Het nieuwe plan werkte prima.

Ben je van plan om hier te zingen?

Ik ben zeer blij dat je dat plan aanvaard hebt.

Hij besloot zijn plan geheim te houden.

Alles gaat volgens plan.

Daarnaast spraken we natuurlijk ook over ons plan.

Uw plan staat me erg aan!

Ik ben van plan nooit meer te drinken.

Uw plan bevalt me!

Dit plan moet uitgevoerd worden.

Ik ben van plan Engels te leren.

Mijn dochter is van plan te trouwen in juni.

Alles samen lijkt het plan te deugen.

Dit heeft helemaal niets te maken met ons plan.

Ik ben van plan de trein van tien uur dertig te nemen.

Ik ben niet van plan om voor twintig man te koken.

Ik wist niets van uw plan.

Ik ben helemaal niet van plan u de uitslag te vertellen.

Ik ben van plan morgen naar Hokkaido te rijden.

Vertel mij over uw plan.

Uiteindelijk heeft hij zijn plan om naar Thailand te reizen doorgezet.

Dick is van plan alleen te gaan.

Dat lijkt me een goed plan van u.

We moeten ons plan veranderen.

Het plan vereist een grote som geld.

Wat is hij van plan?

Deze namiddag, als ik thuis aangekomen ben, ben ik van plan te studeren.

Dit plan is het proberen waard.

Zijt ge voor of tegen ons plan?

Ga vooral door met je plan.

Er schoot haar en goed plan te binnen.

We hebben een plan nodig.

Hij werkte volgens het plan.

Hij voerde het plan uit.

Alles is volgens plan verlopen.

Het plan zal werken.

Ik vond dat het plan onverstandig was.

Niet iedereen geloofde dat dit een goed plan was.

Meer dan de helft van de bewoners is tegen het plan.

Ik ben van plan daar een week te blijven.

Opgelet! Xeklat is van plan om zijn Nederlands te verbeteren.

Wat ben je van plan om te doen?

Ik ben van plan te gaan.

Zijn plan is, een brug over die rivier te bouwen.

Ik weet niet of hij met ons plan zal instemmen of niet.

Wat ben je van plan voor het weekend?

Ik ben van plan advocaat te worden.

Ik was vorige week van plan de tempel te bezoeken.

We zijn van plan om morgen bij meneer Smith op bezoek te gaan.

Ik ben van plan samen met hem te lunchen.

Ben je van plan die auto te kopen?

Ik was van plan om te gaan, maar ben het vergeten.

We zijn van plan morgen te gaan wandelen.

Mary en ik zijn van plan twee kinderen te krijgen.

Also check out the following words: rechtshandig, intrigeren, vermakelijk, gebleven, vijftig, flexie, Zalig, korten, geheugen, voornamelijk.