Dutch example sentences with "snel"

Learn how to use snel in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Bepaalde diersoorten zijn snel aan het verdwijnen.

Kom snel terug.

Ik weet zeker dat ze snel terugkomt.

Kom snel!

Je bent niet snel genoeg.

Hij heeft snel Russisch verworven.

Ik heb een oplossing gevonden, maar ik had ze zo snel, dat ze niet kan kloppen.

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

Als het nodig is, kom ik snel.

Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.

Hij wordt snel moe.

Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.

Misschien moet ik ook maar eens wat zinnen zonder vertaling toevoegen. Zo kun je heel snel de rating van je taal verbeteren.

Wilt u niet zo snel spreken, alstublieft?

De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.

We gaan ze snel bezoeken.

Ik hoop dat het snel beter met u gaat.

Ik huil niet snel.

Zij verbrandt snel.

Ik word snel verkouden.

's Winters valt de nacht snel.

Loop zo snel mogelijk.

Hij is snel op zijn tenen getrapt.

Ik heb snel geluncht.

De auto loopt snel.

Een computer kan ontzettend snel dingen uitrekenen.

Hij kan heel snel zwemmen.

Deze hond loopt heel snel.

Spreek alsjeblieft niet zo snel.

Kumiko rent zo snel als Tom.

Het is een spektakel dat je niet snel zult vergeten.

We zijn hier snel aangekomen, niet?

Het begon al snel zeer hard te regenen.

Mijn broer kan zeer snel lopen.

Om zo snel te lopen moet hij haast wel steroïden hebben genomen.

Hij leerde zo snel Chinees, iedereen zegt dat hij zeer slim is, dat hij echt een taalknobbel heeft.

Het lawaai was snel onder controle.

De zomervakantie is te snel voorbij.

Planten groeien snel na regen.

Je moet niet zo snel binnenkomen.

Kom zo snel je kunt.

Praat niet zo snel, alstublieft.

Taxi's in China zijn gratis, je hoeft alleen maar snel te rennen.

De tijd gaat snel.

Hij kon niet heel snel lopen.

Hij komt snel.

Snel. Help mij.

De auto rijdt snel.

Het bruine paard is snel.

Maria zwemt even snel als Jakobo.

Ik zal u snel schriftelijk antwoorden.

Jullie zijn niet snel genoeg.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

We moeten snel handelen.

Ik kan niet snel stappen, maar wel een lange tijd.

Hij spreekt te snel.

Hoe snel spreekt Tom toch!

Hoe snel werkt Tom toch!

Niemand van de klas loopt even snel als hij.

Hoe snel loopt hij?

Mijn wonde is gelukkig snel aan het verdwijnen.

Hij spreekt snel.

Hoe snel zij zwemt!

Ze sprak snel.

Het zal snel opklaren.

De auto rijdt niet snel.

De vingers bewogen snel over het klavier.

Er staat een sterke wind en ik kan niet snel gaan.

Ga niet zo snel. Ik kan u niet volgen.

Werkt dat medicament snel?

Hoe snel ze loopt!

Kunt gij snel lopen?

Een computer kan heel snel rekenen.

Een snel huwelijk is zelden geslaagd.

Hij liep zo snel hij kon.

De sneeuw viel snel.

De tijd is snel gegaan.

Nieuws over het incident verspreidde zich snel.

Het was verrassend te zien hoe snel het kind groeide.

We gaan de definitieve agenda vrijgeven op maandagmorgen 20 januari. Dus reageer snel alsjeblieft.

Ik heb een oplossing gevonden. Maar ik kwam er zo snel op dat het niet de correcte oplossing kan zijn.

Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.

De wetenschap is in deze eeuw snel vooruitgegaan.

Ze hebben niet snel gehandeld.

Tom is zo snel als een luipaard.

Ze doet alles snel.

Kom alsjeblieft zo snel mogelijk naar huis.

Ik kan niet zo snel wandelen als hij.

Neem deze medicatie. Je zal je snel beter voelen.

De tulpen zullen snel bloeien.

Hij zal snel beter worden.

Ik kan je niet volgen als je zo snel wandelt.

Hij kan snel zwemmen.

Kate spreekt heel snel Engels.

Word snel beter!

Hij zei dat hij snel terug zou zijn.

Je hebt de neiging om te snel te praten.

Loop niet zo snel.

Tom loopt niet zo snel als Bill.

Oh alsjeblieft, niet zo snel.

Het maakt niet uit hoe snel je wandelt, je kan hem niet inhalen.

Also check out the following words: groene, oprechte, Fries, streelde, rond, kin, kuste, wangen, Bob, bekijkt.