Dutch example sentences with "koud"

Learn how to use koud in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Het concert was leuk, maar het was wel koud in de zaal.

Het is verschrikkelijk koud vandaag.

Canada heeft een koud klimaat.

Het is koud.

Het lijkt erop dat het deze zomer opnieuw koud zal zijn.

Het is best koud vandaag.

Het is maar tien graden, en hij loopt in een T-shirt buiten. Ik krijg het al koud als ik naar hem kijk.

Ik heb het koud.

Ik zou heel graag een koud glas bier willen hebben.

De winter dit jaar is heel koud.

Wraak is een gerecht dat het best koud geserveerd kan worden.

Het is een beetje koud.

Gisteren was het koud.

Gisteren was het niet zo heel koud.

Gisteren was het verschrikkelijk koud.

Het is koud buiten.

Iedereen, die Esperanto gebruikt of ervoor werkt, is esperantist, en iedere esperantist heeft het volle recht in Esperanto alleen een eenvoudige taal te zien, een koud middel om elkaar internationaal te verstaan.

Het was zo koud, dat ik rilde.

Vandaag is het koud.

De nacht was zo koud.

Omdat het koud was, hebben we een vuur gemaakt.

Het was zo koud, dat mijn oren pijn deden.

Koud water, a.u.b.

Het was heel koud die nacht.

Het water in het meer is heel koud.

Ik voelde mij de hele nacht koud en ongemakkelijk.

Vandaag is het gewoon te koud.

Hebt ge het niet koud?

De koffie is koud.

Waw, zo koud!

Het is hier erg koud in elk seizoen.

Het is nog te koud om naar de zee te gaan.

Het is bitter koud.

Een glas koud water is heel verfrissend bij zeer warm weer.

Dinsdag was het immers koud.

Het was niet zo koud gisteren.

Deze morgen was het bitter koud.

Het is slecht weer. Het is koud en het regent.

Het is verschrikkelijk koud deze avond.

De lucht voelde een beetje koud aan.

Het is veel te koud om te zwemmen.

Vandaag is het niet zo koud als gisteren.

Het is vandaag minder koud dan gisteren.

Tjonge, het is vandaag erg koud.

Het is hier koud het hele jaar door.

Het is vrij koud.

Het was heel koud gisterochtend.

Dinsdag was het zeker koud.

Het was gisteren koud.

Het is erg koud deze morgen.

Het is vandaag erg koud.

Het is werkelijk erg koud.

Ik wil niet op de maan wonen. Overdag is het daar te warm, 's nachts veel te koud.

Ik heb koud aan de voeten.

Het is heel koud hier in februari.

Mijn gewrichten doen pijn wanneer het koud wordt.

Wordt best koud opgediend.

Ik ben gewend aan een koud klimaat.

Het is koud buiten, doe uw jas aan!

In Harbin is het heel koud.

Het is een beetje koud vandaag.

Dit koud weer komt niet veel voor in juni.

Brr! Het is echt koud!

Eet je soep voor hij koud wordt.

Het is opeens koud geworden, hè?

In maart is de grond nog te koud om iets in de tuin te planten.

Het is dom van je om te gaan zwemmen terwijl het zo koud is.

Het was koud gisteren, maar vandaag is het nog kouder.

's Ochtends was het erg koud.

Het sneeuwde, maar het was niet erg koud buiten.

Verdorie, het is koud buiten.

Mijn voeten zijn koud.

Het is niet koud vandaag.

Het is koud vandaag.

Kom binnen. Het is koud buiten.

Het water in die fontein is zeer koud.

Is het ijs koud?

Het was zo koud, dat ik de hele dag thuis bleef.

Het is niet koud.

Politiek laat mijn moeder koud.

Het is koud weer momenteel.

Het was donker en koud in de kamer.

Het is vandaag nogal koud, maar ik denk dat het morgen vrij warm zal zijn.

Het gaat vrij koud worden.

Het was behoorlijk koud.

Het was erg koud.

Ik vraag me af waarom ik me zo eenzaam voel wanneer het koud wordt.

Hier is het het volledige jaar koud.

Ik denk dat het te koud is om te zwemmen.

Vandaag is het te koud om te piknikken.

Het is heel koud vandaag, niet?

Het was koud, en bovendien was er wind.

Het was zo koud deze winter, dat de waterleidingen bevroren zijn.

Het is verdomd koud!

Het is koud buiten, je moet een jas aandoen.

Het is koud, waarom doe je geen trui aan?

Ik vind het fijn wanneer het koud is.

Denk je echt dat dat me koud laat?

De soep is koud.

Duitsland is een koud land.

Ik heb het koud. Sluit het venster alstublieft.

Also check out the following words: wolken, gevallen, waarin, regel, geldt, dacht, nieuwe, baan, zei, mezelf.