Dutch example sentences with "hotel"

Learn how to use hotel in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Neem een taxi naar het hotel.

Dit hotel heeft een sportzaal en een zwembad.

Een groot deel van de volgende dag bleef hij in het hotel en sprak met vrienden en supporters.

Dit is het grootste hotel in deze stad.

Jammer genoeg is het hotel dat je aanbevolen had compleet volgeboekt.

Ik heb de boekingen voor het hotel al een maand op voorhand geregeld.

Hoe ver is het van het vliegveld naar het hotel?

Wat is het faxnummer van dit hotel?

Kunt u mij een hotel aanbevelen?

Ik heb het hotel een maand op voorhand gereserveerd.

Het hotel staat op een berg.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

Het hotel waar we logeerden was heel comfortabel.

Ze eten in het hotel.

Het was donker toen we het hotel bereikten.

Het was donker toen ik het hotel bereikte.

Hij bleef in het hotel.

Het station bevindt zich ten westen van het hotel.

Zij hebben een kamer in het Hotel Imperial.

Uiteindelijk bereikte zij het hotel.

Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt.

Tom kwam aan in het hotel.

Ik wil naar een hotel toe gaan.

Een man genaamd George verbleef in een hotel.

Dit hotel is beter dan dat andere.

Uiteindelijk bereikte hij het hotel.

Bij mijn volgende bezoek aan San Francisco wil ik in dit hotel logeren.

Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.

Het hotel waarin we overnachtten, was heel gerieflijk.

We overnachtten in een goedkoop hotel.

Het is niet ver van het hotel.

Hier wordt volgend jaar een nieuw hotel gebouwd.

Ze is nu in het hotel.

Mijn oom runt een hotel.

Vroeger was hier ergens een hotel.

Zitten we in hetzelfde hotel?

Hij verbleef de afgelopen vijf dagen in dat hotel.

Ik werk elke dag hard in een hotel.

Ik heb liever een hotel bij de luchthaven.

Ze kan niet in dit hotel zijn, aangezien ze is teruggekeerd naar Canada.

Kan u mij een hotel aanraden?

Dat hotel ligt op een heuvel.

Zit jij in dit hotel?

Ik kan een goed hotel aanbevelen.

Waar is het hotel?

Waarom bevalt dit hotel Tom niet?

We verbleven in een hotel bij het meer.

Ik nam een taxi van het treinstation naar het hotel.

Ik was op zoek naar een hotel toen ik jou zag.

Kunt u me misschien zeggen of er een hotel hier in de buurt is?

We verbleven in een hotel voor het station.

Ik ben een half uurtje niet in het hotel.

Ik ben een half uur van het hotel verwijderd.

Gebruik deze coupon voor 10% korting op je boeking bij een hotel dat deelneemt aan de Beste Prijs Garantie.

Als er in het hotel een kamer vrij is, neem die dan.

Ik ben van plan in een hotel te verblijven.

Ik wil in een hotel vlak bij het vliegveld verblijven.

Het hotel was in zicht.

Ik meldde me bij een hotel en ging direct naar bed.

Bent u tevreden over het hotel?

In dit hotel zijn er enkel kamers voor niet-rokers.

We hebben liever een hotel in de buurt van het vliegveld.

We hebben liefst een hotel in de buurt van het vliegveld.

Ik heb voor jou de beste kamer in het hotel gereserveerd.

Ik heb voor jullie de beste kamer in het hotel gereserveerd.

Dat is een hotel.

We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

De kamers in dat hotel zijn te duur.

Wat voor soort hotel zou u bevallen?

Hoe heet je hotel?

Maak een fotokopie van uw reispas en leg het origineel in een kluis van uw hotel.

Is het hotel ver van hier?

Ik ben op zoek naar het Hilton Hotel.

Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.

Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.

Verblijft u vannacht in dit hotel?

Ik blijf momenteel in het hotel.

Is dit soms ons hotel?

Het hotel is vol van buitenlanders.

Mijn oom heeft een hotel.

Wij reden terug naar het hotel.

Dit hotel heeft geen zwembad.

Het hotel is op zoek naar een nieuwe receptionist.

Ons hotel ligt naast de kust.

Het hotel ligt op een heuvel.

Mag ik een ander hotel aanbevelen?

Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.

Is er een boekhandel in het hotel?

We verbleven in een goedkoop hotel.

Is er een kapper in het hotel?

Is er een kapsalon in het hotel?

Het hotel heeft een gastvrije sfeer.

Hoe kan ik het hotel bereiken?

Het hotel ligt tegenover het meer.

De service in het hotel is top.

Het hotel werd ontworpen door een Japanse architect.

De politie sloot de straten rondom het hotel af, toen ze op zoek naar de bom waren.

Weet u of hij 's nachts het hotel verlaten heeft?

In dat hotel heerst een gezellige atmosfeer.

Kunt u mij zeggen waar er een hotel is?

Ik ben op zoek naar een goed hotel.

Also check out the following words: zijn, Spanjaarden, twee, achternamen, Paco, tekent, stadsgezichten, Raúl, kan, zich.