Dutch example sentences with "dokter"

Learn how to use dokter in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

"Zo zo," zei de dokter. "Ik moet haar onderzoeken."

De dokter adviseerde hem om niet meer te veel te werken.

De dokter adviseerde hem om minder te werken.

Ga naar de dokter om je recept te halen!

Mijn vader is dokter.

De dokter heeft de patiënt medicijnen voorgeschreven.

Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.

Op een dag word ik dokter.

Hij stopte met roken op advies van zijn dokter.

Hier is de dokter over wie ik het gisteren had.

Je ziet bleek. Moet ik een dokter roepen?

De dokter schreef medicijnen voor voor de patiënt.

Ik ga naar de dokter.

Dank u wel, dokter.

Dokter, ik heb buikpijn.

Ik heb een afspraak met de dokter.

Dokter, mijn naam is Mutaz.

Ik weet niet of hij dokter is.

Omdat mijn vader dokter is, moet ik het nog niet worden.

Leek hij op een dokter?

Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.

Laat de dokter komen, want ik ben ziek.

Hij is geen dokter.

De zieke wou eten, tegen het verbod van de dokter in.

Hij werd dokter na een lange studie.

Heel erg bedankt, dokter.

Hij deugt niet als dokter.

Na de dood, de dokter.

Vader wil mij dokter laten worden.

Wat heeft de dokter gezegd?

Hij zag eruit als een dokter.

Ik ben geen dokter, maar leraar.

Ik heb enkele vragen gesteld aan de dokter.

Ze lieten de dokter komen.

Hij is dokter van beroep.

Jim is geen advokaat, maar dokter.

Om te beginnen gaan we met dokter Benjamin Burns praten.

De dokter nam mijn pols.

Ge zoudt beter een dokter raadplegen.

Wilt ge een dokter opbellen alstublieft?

Zijt ge dokter?

Hebt ge een dokter geraadpleegd?

De dokter zei hem dat hij van de drank moest afblijven.

De dokter zei hem dat hij alcohol moest mijden.

Hij had drie zonen die dokter werden.

Een appel per dag houdt de dokter weg.

Hoe heet mijn dokter?

Wat denkt ge, dokter?

De dokter zei mij dat ik zou moeten stoppen met roken.

Ze dacht dat ik dokter was.

Bij de dokter en bij de tandarts.

De patiënt toonde zijn tong aan de dokter.

Het spijt mij dat ik de raad van de dokter niet opgevolgd heb.

De dokter onderzocht de patiënten.

Wanneer ik groot ben, wil ik dokter worden.

De dokter haastte zich naar zijn patiënt.

Als hij groot is, zal hij dokter worden.

Ge zoudt een dokter moeten raadplegen.

Je moet nodig naar de dokter.

Mijn dokter heeft me aangeraden om de inname van dit geneesmiddel te staken.

Zij heeft een zoon die dokter is.

Ga toch naar de dokter.

Ze is dokter.

Ik heb een groot vertrouwen in de dokter.

Je bent een dokter.

Een dokter onderzocht meneer Brown.

Ik zou graag een afspraak maken bij de dokter.

Ik heb een dokter nodig.

Roep de dokter!

Dokter Patterson: Ja. Het was verschrikkelijk.

Hij wordt een goede dokter.

Ik heb een dokter nodig!

Zijt ge naar de dokter geweest?

Kan ik mijn dokter spreken?

Ik had de raad van de dokter moeten volgen.

Een appel per dag houdt de dokter van u af.

Waarom niet naar de dokter gaan?

Laat liever een dokter komen.

De dokter zette haar op een streng dieet.

Wat denkt u, dokter?

Ze beschouwde hem als de beste dokter in de stad.

Hij deed alsof hij een dokter was.

Ik wil dokter worden.

De dokter heeft mij een inspuiting gegeven.

Ik weet niet of hij een dokter is.

Ik ben geen dokter, maar een leraar.

Hij werd verzorgd door een of andere jonge dokter.

Hij is geen dokter, maar een verpleger.

Hij vertrouwt de dokter niet meer.

Naast een dokter, was hij ook een erg beroemde romanschrijver.

Ik ga vanmiddag naar de dokter.

Zijn dokter raadde hem aan te stoppen met roken.

Hoe kan ik contact opnemen met een Japans sprekende dokter?

Ga onmiddellijk naar de dokter!

Is hij een dokter?

Ze dacht dat ik de dokter was.

Ze zal dokter worden.

Ik ben dokter.

De dokter heeft mij gezegd dat ik moest stoppen met roken.

Tom ging naar de dokter.

Ik kwam te weten dat de vrouw die ik als verpleegster gezien had, eigenlijk dokter was.

Also check out the following words: een, kopje, koffie, Hoe, oud, bent, We, houden, niet, van.