Dutch example sentences with "boston"

Learn how to use boston in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Hij reed per auto naar Boston.

Carol heeft vorige maand Boston bezocht.

Ik ging per trein naar Boston.

Hij kwam uit Boston.

Ze heeft hem voor het eerst ontmoet in Boston.

Tom heeft een gratis reis naar Boston gewonnen.

Tom is in Boston geboren.

Tom had een leuke tijd in Boston.

Ik kan me niet herinneren wanneer hij naar Boston is verhuisd.

Is er een dierentuin in Boston?

Hoe lang blijf je in Boston?

Tom kwam vannacht in Boston aan.

Hij ging met de auto naar Boston.

Tom heeft een paar vrienden in Boston.

Ik was een vreemdeling in Boston.

Eigenlijk ben ik in Boston geboren.

Ik werd in een weeshuis in Boston opgevoed.

Ik denk dat je al een keer naar Boston bent geweest.

Ik groeide op in Boston.

Ik ben opgegroeid hier in Boston.

Tom is al in Boston.

Tom bezit veel land net buiten Boston.

Tom woont en werkt in Boston.

Ik ga naar Boston vliegen.

Tom heeft een broer die in Boston woont.

Tom heeft een huis in Boston.

Tom heeft veel vrienden in Boston.

Tom heeft een bescheiden huis met twee slaapkamers in Boston.

Tom is al in Boston aangekomen.

Tom woont al jaren in Boston.

Tom woont sinds drie jaar in Boston.

Dr. Jackson is één van de toonaangevende cardiologen in Boston.

Elke agent in Boston is nu op zoek naar Tom.

Zoek uit of Tom familie in Boston heeft.

Spendeer je veel tijd in Boston?

Herinner je je die keer dat we samen naar Boston gingen?

Denk je dat Tom nog vrienden over heeft in Boston?

Denk je dat Tom nog veel vrienden over heeft in Boston?

Sneeuwt het in Boston?

Woont Tom nog steeds in Boston?

Weet je hoe groot de bevolking van Boston is?

Weet je wie de burgemeester van Boston is?

Vind je Boston leuk?

Vind je het leuk om in Boston te wonen?

Hoe gaat het in Boston?

Op welke manier ga je naar Boston?

Ben je al eens eerder naar Boston geweest?

Ben je ooit naar Boston geweest?

Heb je ooit tijd doorgebracht in Boston?

Ben je er al aan gewend geraakt om in Boston te wonen?

Ben je van plan met de bus naar Boston te gaan?

Geef hen niet de schuld voor wat er in Boston gebeurde.

Drinken de mensen in Boston kraanwater?

Heb je een kaart van Boston?

Tom zei tegen Mary dat hij in oktober naar Boston ging.

De sneeuw in Boston raakte tot aan de knieën.

Ik wil geen job in Boston.

Jij bent de enige persoon die ik ken hier in Boston.

Waarom hou je zo van Boston?

Ik heb besloten Boston te verlaten.

Ik zou graag hebben dat u terug naar Boston komt.

Ik zou graag hebben dat je terug naar Boston komt.

Ik zou graag hebben dat jullie terug naar Boston komen.

Tom weet niet wanneer Mary naar Boston zal vertrekken.

Wil je echt in Boston gaan werken?

Ik was over Boston aan het nadenken.

Hebben jullie een kaart van Boston?

Waarom heb je me niet verteld dat je van plan was naar Boston te gaan?

Ik wil nooit meer autorijden in Boston.

Mijn broer kreeg een baan aangeboden in Boston.

Wanneer vertrekt de trein naar Boston?

Tom komt met me mee naar Boston.

Ik heb Boston bezocht.

Tom denkt dat Maria nog altijd in Boston is.

Houdt Tom van Boston?

Tom heeft zijn fotoapparaat in Boston verloren.

Tom is zijn fotoapparaat in Boston verloren.

Tom kwam naar Boston om Mary te bezoeken.

Tom is getrouwd met een rijk meisje uit Boston.

Heb je in Boston plezier gehad?

Vond je Boston leuk?

Ik dacht dat je naar Boston ging.

Het is bijna middernacht in Boston.

Wie anders ken je nog meer in Boston?

Ik weet vrij zeker dat Tom niet naar Boston wilt gaan met Mary.

Ben je echt van plan naar Boston te verhuizen?

Hoe is het weer in Boston?

Ik woon nu in Boston in Amerika, maar ik ben van plan dit jaar nog terug naar Japan te gaan.

Ben je naar Boston gegaan?

Ze is toegelaten bij de Universiteit van Boston

Het is drie jaar sinds Tom Boston heeft verlaten.

Ik weet niet zeker of Tom degene is die we naar Boston moeten sturen.

Ik weet niet of Tom nog steeds in Boston woont.

Tom besloot dat hij in Boston wilde wonen.

Tom ging naar Boston voor een familiereünie.

Het regende hard in Boston.

Tom zei dat hij niet dacht dat Maria ooit in Boston was geweest.

Tom bleef drie weken in Boston.

Ik haat Boston.

Ik wil weg uit Boston.

Is het waar dat je naar Boston verhuist?

Also check out the following words: nichtjes, vakantie, dinsdag, objectieve, wekker, Vin, Diesel, opdrukt, duwt, omhoog.