Dutch example sentences with "bleef"

Learn how to use bleef in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Een groot deel van de volgende dag bleef hij in het hotel en sprak met vrienden en supporters.

De auto bleef versnellen.

Twee weken lang bleef het heet weer.

Ik bleef thuis omdat ik ziek was.

De straat was één grote ijsbaan geworden, maar nadat er gepekeld was, bleef daarvan alleen nog een hoop vieze, bruine pap over.

Mijn brief bleef onopgemerkt.

Hij bleef in zijn boek lezen alsof er niets gebeurd was.

De jongere bleef bij zijn mening.

Hij bleef in het huis van zijn tante.

Ik bleef maar proberen, maar het lukte maar niet.

Ik bleef verder zingen.

Ze bleef verhalen over dieren schrijven.

Ze bleef werken.

Hij bleef dikwijls tot laat in de nacht op.

Hij bleef daar niet langer dan vier dagen.

Het meisje bleef maar wenen.

Hij bleef 4 dagen ziek in bed.

Ik vroeg hem om op te houden met praten maar hij bleef doorgaan.

Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.

De regen bleef de ganse nacht door aanhouden.

Het bleef de hele dag door regenen.

Ik bleef binnen omdat het regende.

Het bleef een week regenen.

Mijn broer bleef twee dagen in Rome.

De vervelende spreker bleef al vlug alleen over.

Hij bleef in het hotel.

De gevreesde storm bleef uit, maar de hemel bleef donker en dreigend.

De gevreesde storm bleef uit, maar de hemel bleef donker en dreigend.

Omdat hij zich ziek voelde, bleef hij in bed.

Omdat hij ziek was, bleef hij in bed.

De prijsstijging bleef duren.

Hij bleef zingen.

Gezien er geen vrije zitplaatsen waren in de bus bleef ik staan.

Het bleef drie dagen regenen.

De kat bleef miauwen.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

Plots bleef onze trein staan.

Een hond sprong in de zetel en bleef daar onbeweeglijk voor vijf minuten.

De telefoon bleef bellen.

De laars van de soldaat bleef zitten in de modder.

Ze bleef mij onderbreken.

Tom bleef maar praten en liet Mary er geen woord tussen krijgen.

Een hond sprong in de stoel en bleef daar vijf minuten onbeweeglijk zitten.

Ze bleef thuis alleen.

De telefoon bleef rinkelen.

Hij bleef verder wandelen in de regen.

Zonder te weten wat ik moest doen, bleef ik daar staan en zweeg.

Hun trouwdag bleef onopgemerkt.

De liefdesbrief die hij gisteren aan zijn vrouw krabbelde, bleef ongeopend op de schoorsteenmantel liggen.

Hij bleef bij zijn tante.

Het was zo koud, dat ik de hele dag thuis bleef.

Ik bleef de hele nacht wakker.

Tom bleef heel zijn leven lang arm.

Tom bleef de hele nacht op om te studeren.

Ik bleef doorlezen in het boek.

Er bleef niets in de koelkast over.

Toen hij onder het prikkeldraad doorkroop, bleef hij er met zijn broek aan haken.

Iedereen bleef zitten.

Ik was ziek. Ik bleef thuis al de hele dag.

Waar bleef je zo lang?

Een interessante vraag bleef onbeantwoord.

Hij bleef de hele dag in bed liggen.

Vanaf het moment dat hij haar zag bleef zijn hart stilstaan.

Tom bleef drie weken in Boston.

Tom bleef doorpraten.

Hij bleef maar doorpraten.

Tom bleef de hele nacht wakker.

De fatale beslissing om te vertrekken, om adieu te zeggen, bleef in de handen, of de stembiljetten, van maar 37 % van de bevolking.

Tom bleef oefenen.

Ik bleef oefenen.

Hij bleef maar huilen.

Tom bleef achter.

Ik bleef achter.

Sami bleef het proberen.

Ik bleef thuis omdat het regende.

Tom bleef huilen.

Tom bleef haar kietelen.

Sami's verleden bleef hem voorgoed achtervolgen.

Tom bleef geduldig luisteren terwijl de oude man van de hak op de tak sprong.

Tom bleef kalm.

Tom bleef verbaasd.

Tom bleef in de war.

Tom bleef stil.

Tom bleef zitten.

Tom bleef staan.

Tom bleef stilstaan.

Tom bleef stoïcijns.

Tom bleef optimistisch.

Tom bleef buiten.

Iedereen bleef staan.

De dame bleef stil.

Alle pogingen tot rechtvaardiging faalden; Tom bleef onbuigzaam.

Iedereen bleef.

Waarom bleef ze?

Niemand bleef in mijn land.

Tom bleef.

Wie bleef er?

Ik bleef.

Ik bleef de hele dag thuis.

Hij bleef alleen.

Ze bleef achter omdat ze erg langzaam liep.

Also check out the following words: aard, maar, tenminste, beetje, beleefd, zijn, Spanjaarden, twee, achternamen, Paco.