Dutch example sentences with "stad"

Learn how to use stad in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

De stad werd gebombardeerd door vijandelijke vliegtuigen.

Vijandelijke vliegtuigen bombardeerden de stad.

Ik zal je de stad laten zien.

Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.

Hij is rijker dan wie dan ook in deze stad.

In tien jaar zal onze stad sterk veranderen.

Deze stad is berucht vanwege haar vervuilde lucht.

Wij vinden Venetië een fascinerende stad.

Wij vinden Venetië een fantastische stad.

De stad is volledig verwoest.

Een jaar of twaalf, vijftien geleden woonde in de stad, in een particulier huis aan de hoofdstraat, ambtenaar Gromov, een betrouwbaar en vermogend man.

Dit is het grootste hotel in deze stad.

De storm heeft de hele stad verwoest.

Als ze je niet ontvangen en niet luisteren naar je woorden, ga dan weg uit dat huis of die stad en stamp het stof van je voeten.

Welk verschil is er tussen een dorp en een stad?

De sneeuw heeft de hele stad bedekt gedurende de nacht.

Zwarte wolken dreven over de stad heen.

Er viel een koude regen in de stad.

Het Marktplein is het historische centrum van de stad.

De slapende stad is veranderd in een levendige stad.

De slapende stad is veranderd in een levendige stad.

De stad voorzag de slachtoffers van de aardbeving van eten en dekens.

Een kleine stad ligt tussen de grote steden.

Ze hield er niet van om in de stad te wonen.

Ken jij de stad waar hij woont?

De oorlog bracht dood en vernietiging teweeg in de stad.

De stad ligt ten westen van Londen.

We moeten de stad uitvluchten.

De stad was verlaten door haar inwoners.

Trier is de oudste stad van Duitsland.

Ik was van in het begin al niet van plan om in een grote stad te wonen.

Ik ben van plan om in de stad te gaan wonen.

Ik had die stad nog nooit bezocht, slechter nog, ik kende zelfs geen woord van de taal die daar werd gesproken.

Die stad kan je ten westen van Londen vinden.

Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkeren.

De Eiffeltoren staat in dezelfde stad als het Louvre.

Wat is het verschil tussen een dorp en een stad?

Alle musea in mijn stad bevinden zich in het centrum.

Hebben er in je stad velen een tweede werk?

Hebben er in jouw stad veel mensen een tweede baan?

Deze stad heeft een miljoen inwoners.

Ik zou graag de stad verlaten en opnieuw de natuur ontdekken.

Ik woon in een grote stad.

Woon je in de stad?

Ze woont al vijf jaar in deze stad.

Leven in de stad beviel haar niet.

Heel de stad zat zonder elektriciteit.

Onze school is in het zuiden van de stad.

Ik trachtte te weten te komen hoeveel mensen er echt wonen in deze stad.

New York is de grootste stad van de wereld.

Gisteren zag ik hem door de stad gaan.

Tokio is een grote stad.

Werkt zij in deze stad?

Bevalt de stad u?

Ik hou erg van de stad Nara, vooral in de herfst.

Ik ging de stad in, op zoek naar een goed restaurant.

De bevolking van deze stad neemt toe.

Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.

Er waren vorige maand in de stad twintig geboortes meer dan overlijdens.

In de stad zijn er veel brede straten.

Tom gaat naar de stad per bus.

Ik ging de stad in om een goed restaurant te zoeken.

Mijn grootmoeder is de oudste van deze stad.

Mijn huis is ten noorden van de stad.

Ze wonen in deze stad.

Hoe bevalt deze stad u?

Het wapen van deze stad bevat een dier met rode klauwen, dat ik niet ken.

De stad ligt aan de voet van de berg.

Tokio is de duurste stad van de wereld.

De stad is vol toeristen.

De stad kwam onder een sneeuwtapijt te liggen.

De burgers maken dadelijk alles klaar om de stad te verdedigen.

Over tien jaar zal onze stad erg veranderd zijn.

Tokio is een heel grote stad.

De stad is een industriecentrum.

Hij gaat de stad nooit meer bezoeken.

Vulkanische as overdekte de stad.

Ik wist niet dat ge in deze stad waart.

We konden de lichten van de stad in de verte zien.

New York is een enorme stad.

Een klein dorp groeide uit tot een grote stad.

New York is een grote stad.

Ik woon in de stad.

De bergen waren overal rondom de stad.

De stad wil de weg verlengen.

Napels is een pittoreske stad.

Rome is een Italiaanse stad.

In de zomer werd de stad overspoeld door toeristen.

De stad Mako was het centrum van de uienteelt.

Hij moest de stad verlaten en verhuisde naar Berlijn.

Tokio heeft meer inwoners dan elke andere stad in Japan.

De bibliotheek is in het midden van de stad.

Ik wil helemaal niet in een grote stad leven.

De stad was verlaten door z'n inwoners.

De dierentuin bevindt zich in het oostelijke deel van de stad.

De hele stad lag in het donker.

Meer mensen wonen in het noordelijke gedeelte van de stad.

Ze beschouwde hem als de beste dokter in de stad.

Dit is de stad waarover ik je verteld heb.

De grote brand herleidde de hele stad tot as.

De oorlog bracht dood en vernieling in de stad.

Also check out the following words: medicijnen, versnelden, groeiproces, Mike, aantal, Florida, uitgenodigd, zien, rennen, gezien.