Dutch example sentences with "persoon"

Learn how to use persoon in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Dit werkwoord wordt gewoonlijk alleen gebruikt in de derde persoon.

De vorige persoon aan wie ik mijn idee vertelde, dacht dat ik gestoord was.

Als je iemand $20 uitleent en je ziet die persoon daarna nooit meer, dan was het dat waarschijnlijk waard.

Jij bent wel de laatste persoon op de wereld die ik gekloond zou willen zien, je bent alleen al saai genoeg.

Ik ben niet de persoon die ik tien jaar geleden was.

De persoon met wie ik sprak was Duits, niet Amerikaans.

Hij is de persoon aan wie ik mijn woordenboek heb gegeven.

Wij denken dat Tom een eerlijk persoon is.

Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

Wie is deze persoon?

Hij is een zeer begrijpend persoon, samenleven met hem is echt gemakkelijk.

Vanmorgen is bij een aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont ten minste één persoon om het leven gekomen. Het is niet bekend of er, behalve de schipper, nog andere opvarenden op de veerpont waren.

Gij zijt de persoon die ik zocht.

Hij was het geduld in persoon.

Het woord "esperanto" betekent "de persoon die hoopt". Het is de schuilnaam van de maker van de internationale taal.

De persoon aan de linkerzijde verstoort het evenwicht in het beeld.

Gij zijt een persoon.

Wie is die persoon?

Dat verhaal doet me denken aan de persoon die ik in New York heb ontmoet.

Zet je naam op de lijst en geef hem door aan de volgende persoon.

Omdat iedereen gewoonlijk houdt van een persoon die op hem gelijkt, hield deze moeder zielsveel van haar oudere dochter, terwijl ze een hartsgrondige afkeer had van de jongere.

Iedere persoon die alleen is, is dat alleen omdat hij angst voor anderen heeft.

Elke student die afgestudeerd is aan onze universiteit heeft ten minste twee jaar Engels gestudeerd met een persoon die Engels als moedertaal spreekt.

Ik ben een persoon.

Mijn secretaresse is de liefste persoon op het kantoor.

Hij is een belangrijk persoon.

Het lijkt erop dat meneer Brooke een eerlijk persoon is.

Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.

Een persoon kan een ander persoon nooit helemaal begrijpen.

Hij is duidelijk niet zo'n soort persoon.

Tom is de enige persoon die dit werk kan doen.

Een persoon die lacht, is gelukkig.

Tom is een vriendelijk persoon.

Ik geef toe, ik ben niet de netste persoon van de wereld.

Je hebt de verkeerde persoon.

Je bent de belangrijkste persoon in mijn leven.

De dood van één persoon is een tragedie; de dood van miljoenen is statistiek.

Hij is een betrouwbaar persoon.

Iedere persoon is uniek.

Op het strand heb ik maar een persoon gezien.

Je vroeg me wat ik nodig heb, en in welke hoeveelheden, voor één persoon, als ik dat eten klaarmaak. Daarvoor heb je nodig: een halve ui, de helft van een wortel, een vierde van een peper, een achtste van een venkel, een vierde van een banaan, een pruim en twee sprietjes bieslook. Bovendien zijn er nog olie en specerijen nodig.

Zij was de laatste persoon die ik verwachtte te zien op zo'n plek.

Zover mij bekend, is hij een goed persoon.

Het delirium van één persoon noemt men waanzin, het delirium van duizenden religie.

Ik ben bijna een ander persoon.

Hij is een egocentrisch persoon.

Je behoort altijd in persoon je verontschuldigingen aan te bieden.

Jij bent de enige persoon die ik ken die deze vraag waarschijnlijk kan beantwoorden.

Tom is een erg vreemd persoon.

Ik weet niet wat voor een persoon hij is.

Jij bent de enige persoon die ik ken hier in Boston.

Het is een agressieve persoon.

Er is geen enkele persoon verschenen om het verzoekschrift van de buurtbewoners aan de burgemeester aan te bieden.

Zij is een hulpvaardige persoon.

De volgende persoon a.u.b.

Kies één persoon.

Die persoon is overleden.

Kies één persoon a.u.b.

Ieder persoon is bijzonder.

Ieder persoon is verschillend.

Zo'n persoon bestaat niet.

Lincoln is een geweldig persoon.

Bob is een aardig persoon.

Zij is een openhartig persoon.

Ik ben een eerlijk persoon.

Hij is een liefdevol persoon.

Hij is een actief persoon.

Hij is een vriendelijk persoon.

Hij is een aardig persoon.

Hij is een onbeleefd persoon.

Zij is een serieus persoon.

Zij is een egoïstisch persoon.

Dat is een écht persoon.

Zij is een stil persoon.

Zij is een vriendelijk persoon.

Paolo is een vriendelijk persoon.

Jij bent een gemeen persoon.

Hij is een wreed persoon.

Luna is een betrouwbaar persoon.

Tom is een onbeleefd persoon.

Tom is een afhankelijk persoon.

De persoon droeg de piano.

Die persoon lijkt op mij.

Je moet besluiten wat voor persoon je wilt zijn.

Ik ben niet de persoon die je denkt.

Tom was de enige persoon die met succes uit die gevangenis ontvluchtte.

Hij is de enige persoon die het kan doen.

Hij was dat soort persoon dat je kunt vertrouwen.

Neen, ik kan u niet binnenlaten. Er is één persoon te veel.

Hij is een goed geeïnformeerd persoon.

Hoe oud is de oudste persoon die je kent?

Wie is de slimste persoon die je kent?

Tom is de enige persoon die ik ooit heb gehaat.

Daar is de persoon over wie ik het laatst had.

Ik denk dat dat een competent persoon is.

De roman is geschreven in de eerste persoon.

Je bent precies de persoon waar we naar op zoek waren.

Tom is een geweldig persoon.

Deze persoon woont hier niet.

Ik bewonder een persoon die een eerlijke mening uitdrukt.

Ik ben tot in de kern een oppervlakkige persoon.

Also check out the following words: genoeg, dragen, hobby, fris, helemaal, zegt, Bemoei, zaken, klasgenoten, uitrusten.