Dutch example sentences with "lekker"

Learn how to use lekker in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Deze wijn is erg lekker.

Slaap lekker, Timmy.

Toen hij zijn naam hoorde, stond de kruising tussen een teckel en een vuilnisbakkenras op van onder de werkbank, waar hij had liggen slapen op de houtkrullen, rekte zich eens lekker uit en rende achter zijn baasje aan.

Chinees eten is niet minder lekker dan Frans eten.

Goedenacht. Droom maar lekker.

Wat je van ver haalt, is lekker.

Deze bloem ruikt lekker.

Ik ben niet lekker geworden van de oesters die ik gisteravond gegeten heb.

Vind je appels lekker?

Lekker weertje hè?

Het is lekker weer vandaag.

Gaat u lekker op de bank zitten en maak het uzelf gemakkelijk.

Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.

Haring smaakt lekker met aardappel.

Ik vind salade met garnalen lekker.

Wat een lekker warm water in zee!

Dit is erg lekker.

Vind je appels of sinaasappels lekker?

Trek niet zo'n vies gezicht, die soep is echt heel lekker.

Ons blauwe beddengoed hoeft niet gestreken te worden en is heel lekker zacht; je verheugt je er 's avonds altijd al op om naar bed te gaan!

Wat een snertweer vandaag! Ik blijf lekker binnen.

Het eten ziet er erg lekker uit.

Deze kalkoen is lekker.

Geen drank heb ik liever dan lekker water.

Wilt u aan de chef-kok zeggen dat het heel lekker was?

Het is lekker!

Chinees eten is even lekker als Frans eten.

Vreemd eten smaakt lekker.

De soep in de kom was heel lekker.

Ik voel me niet lekker.

Het water smaakt lekker.

Mijn vader zal morgen lekker eten voor mij klaarmaken.

Maar de koffie is niet lekker.

De groenten, die ik op de markt heb gekocht, zijn vers en lekker.

Dit water smaakt lekker.

Deze bes is lekker.

Erg lekker.

In tegenstelling tot aardbeien, is ananas ook lekker uit een blik.

Het is lekker hier!

Die appels zijn lekker.

Linda vindt chocola lekker.

Een lekker stuk blijft niet lang liggen.

Als je bier lekker vindt, dan vind je wijn misschien ook lekker.

Als je bier lekker vindt, dan vind je wijn misschien ook lekker.

Ik weet zeker dat je deze lunch lekker zult vinden.

Sushi is lekker, maar Thaise gerechten zijn beter.

De rijst is lekker.

Het is heerlijk weer, ga toch lekker naar buiten! Die computer loopt heus niet weg.

Deze soep is echt lekker.

Dank je voor het diner, het is zo lekker!

Vond zij dit diner lekker?

Vond je het ontbijt vandaag niet lekker?

Lekker is die bosbes.

Dat parfum ruikt lekker.

Wat een lekker weertje vandaag!

Zij vonden het avondeten lekker.

Dat smaakt echt lekker!

Het smaakt een beetje vreemd... maar wel lekker.

Ik vind het ijs niet lekker.

De rozen ruiken lekker.

Deze soep smaakt lekker.

Het ziet er lekker uit.

Ruik ik niet lekker?

Ging ik maar naar huis en deed ik maar een lekker dutje.

Ik vind Japans eten lekker.

Die peer ruikt lekker.

Lekker!

Goede nacht en slaap lekker!

Het eten was niet bijzonder lekker.

Deze boterham is lekker, maar te klein.

We zijn studenten, dus laten we lekker helemaal losgaan!

Als de tempura die ik maak afkoelt wordt het meteen zacht, en is het niet zo lekker meer.

"Vind je het lekker?" "Het eten was lekkerder in de gevangenis."

Het is erg lekker.

Ruikt dat niet lekker?

Ik voel me vandaag niet lekker.

Ik vond de soep echt lekker.

Slaap lekker!

Dat ruikt lekker.

Frans brood is lekker.

Turkije is lekker, zo lang je je bek houdt.

Deze wijn is heel erg lekker!

Zit toch niet zo ongezellig in een hoekje een boek te lezen! Pak een stoel en kom er lekker bij zitten.

Dit parfum ruikt lekker.

Ik vraag me af of Tom bier lekker vindt.

Vond u het slaatje lekker?

Vond je het slaatje lekker?

Is Tom een lekker ding?

Die persoon heeft de bekomst gekregen. Hij mag nu alles eten, wat hij niet lekker vindt.

Waarom kan jij zo lekker koken?

Ik wil gewoon lekker eten en daarna dansen.

Pannenkoeken samen met rabarbermoes eten is lekker.

Frieten vind ik erg lekker.

De worst smaakt lekker.

Het is lekker. Je moet het eens proeven.

Vond je de maaltijd lekker?

U kunt de pizza beleggen met wat u maar lekker vindt.

Ik voelde me echt niet lekker.

Het zit me niet lekker.

Het zit Tom niet lekker.

De vruchten van het krentenboompje zijn lekker.

Also check out the following words: ongeluk, zelden, gekocht, wederzijds, misverstand, leert, men, onderbrak, gesprek, beloofde.