Dutch example sentences with "kleren"

Learn how to use kleren in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Kleren maken de man.

"Je kleren worden nog vies." "Geeft niet. Ze waren toch al niet echt schoon."

De kleren maken de man.

De volgende morgen kwam Dima uit de vuilcontainer en realiseerde zich dat zijn kleren nu allemaal naar vuilnis stonken.

Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.

Kleerhangers zijn van die dingen om kleren op te hangen. Ze hangen meestal aan de kapstok of in de kledingkast.

"Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig" dacht Dima.

"Ik heb echt nieuwe kleren nodig" dacht Dima.

Elke maandag waste mevrouw Evans alle kleren van het gezin in de zinken badkuip.

Doe uw natte kleren uit.

Mijn kleren waren vuil van de olie.

Om te leven heeft men eten, kleren en een thuis nodig.

Ik koop gewoonlijk kleren in een plaatselijke winkel.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Deze kleren staan u goed.

Hun kleren lijken erg op die van onze voorouders.

Mijn moeder wast alle dagen kleren.

Doe het kind deze kleren aan.

Ik heb mijn kleren meegenomen om te wassen.

Ze heeft veel kleren.

Ik heb nieuwe kleren gekocht na mijn dieet.

Mijn natte kleren plakten tegen mijn lichaam.

Kleren wassen is mijn taak.

Laat uw kleren drogen.

Zijn kleren stinken altijd.

Zijn kleren ruiken altijd slecht.

Om te leven hebben we eten nodig, kleren, en een dak boven ons hoofd.

Ik heb er een hekel als als mijn kleren naar rook stinken.

Ze geeft het grootste deel van haar geld uit aan kleren.

Je ziet er goed uit in die kleren.

Mary begon haar kleren uit te trekken.

In de koffer was niets op vuile kleren na.

Zijn dochter is uit al haar oude kleren gegroeid.

Maria geeft veel geld uit voor kleren.

Maria besteedt veel geld aan kleren.

Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.

Ik sliep met mijn kleren aan.

Ik schaamde me om in oude kleren uit te gaan.

Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.

Ik hou mijn kleren graag zo lang mogelijk.

Ik heb zoveel kleren, dat ik niet weet welke ik morgen aan moet trekken.

Ik heb mijn kleren laten naaien.

Tom draagt eenvoudige kleren.

Tom streek zijn kleren.

Deze kleren zijn van 100 procent wol gemaakt.

Kleren maken de man, lompen maken luizen.

Waar zijn je kleren?

Waar zijn uw kleren?

Heb je onlangs nieuwe kleren gekocht?

Toms moeder koopt nog zijn kleren.

Ik heb mijn kleren in de wasdroger gestoken.

Tom is zijn kleren aan het opvouwen.

Tom vouwt zijn kleren op.

Hij heeft zijn kleren beschadigd.

Ze draagt altijd opzichtige kleren.

Haar kleren zijn uit de mode.

Is het niet gênant om zelfs als je een student bent samen met je moeder kleren te kopen?

Is het niet gênant met je moeder kleren te kopen zelfs als student?

Niemand zal weten waar je je kleren hebt gekocht.

Als je met zo weinig kleren naar buiten gaat, vat je nog kou.

Tom is met zijn kleren aan in slaap gevallen.

Ik was mijn kleren.

Deze kleren zijn duurder, maar ze zijn op een milieuvriendelijke en verantwoorde manier gemaakt.

Jouw kast is al vol. Je zal ergens anders plaats moeten maken voor je nieuwe kleren.

Als je met zulke kleren naar bed gaat, vat je nog kou.

Zij kan al haar kleren zelf maken.

Het ziet ernaar uit dat Tom alleen dure kleren draagt.

Ik draag mijn badpak onder mijn kleren.

Ik heb Tom gevraagd om de kleren van zijn zus niet te dragen.

Hij laat zijn kleren schoonmaken in de stomerij.

Tom opende de droger en haalde zijn kleren eruit.

Hou op mijn kleren te lenen zonder het te vragen.

Hou op zonder toestemming mijn kleren te lenen.

Toms kleren zijn vuil.

Doe wat kleren aan, anders wordt je nog verkouden.

Ik heb mijn kleren gedroogzwierd.

Ik heb mijn kleren uitgewrongen.

Pak de kleren in een koffer, alstublieft.

Er liggen kleren achter mij.

Maria heeft de kleren van haar vriendje in het vuur gegooid.

Maria gooide de kleren van haar vriendje in het vuur.

Tom trok zijn kleren uit en deed de pyjama aan.

Ze deden hun kleren aan.

Ik was de kleren met de hand.

De keizer draagt geen kleren.

Mijn zus heeft mijn kleren gestolen.

Draag warme kleren.

Ze draagt mooie kleren.

Doe je kleren weg.

We voorzagen hen van geld en kleren.

Mooie kleren!

Peter koopt altijd zijn kleren van het rek.

Maria past kleren in de paskamer.

Mijn kleren zijn er.

Zijn mijn kleren al droog?

Het is niet de persoon die lelijk is, maar de kleren.

Het lijkt of Tom altijd dezelfde kleren draagt.

Geef ik te veel uit aan kleren?

Waarom draag je geen kleren?

Waarom heb je geen kleren aan?

Trek je kleren uit.

Also check out the following words: porselein, rekening, leeftijd, bestaat, mysterieuze, legende, Frankrijk, voerde, Rusland, vliegtuig.