Dutch example sentences with "ken"

Learn how to use ken in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Ik ken een man die goed Russisch spreekt.

Ik ken een meisje van wie de vader advocaat is.

Ik hoop dat ik snel veel meer dan een paar zinnen ken in het Nederlands.

Ik zou dit met genoegen allemaal vertalen, maar ik ken geen Nederlands.

Ik ken hen.

De naam van de hond is Ken.

Ik ken niet iedereen op deze school.

Ik ken de geschiedenis van Europa heel goed.

Hoi, ik heet Ken Saitou.

Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.

Ken jij de stad waar hij woont?

Ik ken je vader.

Ken heeft een gitaar.

Ken jij zijn oudere broer?

Ik heb gestemd voor Ken.

Ken heeft twee katten.

"Dima?" vroeg de man die Dima "Al-Sayib" noemde. "Ik ken geen Dima. Sorry. Ik denk dat je het verkeerde nummer hebt."

Ken ik hem?

Ken is voetballer.

Ken heeft meer boeken dan jij.

Mike en Ken zijn vrienden.

Ken je haar elektronisch adres vanbuiten?

Zijn koffiemachine maakt de beste cappuccino die ik ken, en heeft zelfs een melkopschuimer!

Ik heb voor Ken gestemd.

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

Ik ken hem.

Was Ken gisteren thuis?

Ik ken geen van deze vijf dames.

Ik ken jouw taal.

Ik ken enkel zijn naam.

Ik ken hem alleen van naam.

Ik ken mijn pappenheimers.

Ik ken haar helemaal niet.

Ken vroeg naar zijn vader.

Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.

Ik ken zijn adres. Maar het is een geheim.

Ik ken het meisje dat tennis speelt.

Deze naam is Ken.

Ik ken u niet.

Ik ken haar.

Ken heeft niet meer dan tien boeken.

Ik ken haar niet.

Ik ken haar van toen ze klein was.

Nu ik u ken, wordt de zaak heel anders.

Ik ken Johano al sinds 1976.

Ken je mijn broer Masao?

Ik ken zijn naam niet.

Ik ken haar naam niet.

Ik ken niet al mijn studenten.

Ken lijkt een vriendelijke mens te zijn.

Ik ken hem niet.

Het wapen van deze stad bevat een dier met rode klauwen, dat ik niet ken.

Ik ken de omgeving niet goed.

Dat meisje ken ik niet.

Ik ken mijzelf heel goed.

Ik ken geen vertaling voor het woord "oindre".

Ik ken het huis waar hij geboren is.

Ken is ouder dan Seiko.

Ik ken die jongen daar.

Ken je zijn woonplaats?

Ik ken hem al lang.

Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.

Ken je deze dame?

Ken je het meisje dat aan het raam staat?

Ik ken mezelf erg goed.

Mijn vrienden noemen me Ken.

Ken je dokters die Japans spreken?

Dat is het meisje dat ik goed ken.

Ken vouwde het laken in twee.

Ik ken haar adres.

Ken zette zich naast mij.

Was deze brief geschreven door Ken?

Dit is het beste restaurant dat ik ken.

Wat is Ken aan het doen?

Ik ken de voorzitter van de club goed.

Ik ken hem van gezicht maar ik heb nog nooit echt met hem gepraat.

Ken kwam naar mij toe.

Ik ken een mens die Latijn spreekt.

Ken stak de kaarsen aan.

Natuurlijk ken ik je nog, we waren beste vrienden op de basisschool!

Hij is mijn buur, maar ik ken hem niet al te goed.

Ik heb Ken ontmoet aan het park.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ik ken niemand van hen.

Het theaterstuk ken ik niet, maar de auteur ken ik heel goed.

Het theaterstuk ken ik niet, maar de auteur ken ik heel goed.

Ken is in Kioto aangekomen.

Ken ziet er gelukkig uit.

Ken je iemand die zoemt tijdens het werken?

Hoe goed ken jij Tom?

Ken je Tom goed?

Blij u te leren kennen, Ken.

Ken je haar vader?

Ik ken John al sinds 1976.

Ken ik jou?

Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?

Ik ken die meisjes.

Ken hield op met praten en begon te eten.

Wie rent het snelst, Ken of Tony?

Ken jezelf.

Dat is het beste restaurant dat ik ken.

Also check out the following words: waarschijnlijk, raden, gebeuren, hun, dagelijks, grote, inspanning, kon, opgelost, Juridische.