Dutch example sentences with "huis"

Learn how to use huis in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.

Hoe lang is het fietsen van hier naar jouw huis?

Laten we naar huis gaan!

"Waar staat je huis?" "Daarzo."

Dat huis is groot.

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Dit huis heeft zes kamers.

Er staat een vreemde man voor het huis.

Hij heeft een eigen huis.

Een jaar of twaalf, vijftien geleden woonde in de stad, in een particulier huis aan de hoofdstraat, ambtenaar Gromov, een betrouwbaar en vermogend man.

Het huis wordt verwarmd door middel van zonne-energie.

Het huis bij het meer is van mij.

Als ze je niet ontvangen en niet luisteren naar je woorden, ga dan weg uit dat huis of die stad en stamp het stof van je voeten.

Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.

De enige wapens die ik hier in huis heb, zijn waterpistolen.

Ik ga gewoonlijk om vier uur naar huis.

Dit is het huis waarin de dichter zijn kindertijd heeft doorgebracht.

Dit is het huis waarin de dichteres haar kindertijd heeft doorgebracht.

Ik heb haar naar huis gestuurd.

In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.

In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.

Ze zeiden tegen ons dat we vanwege de sneeuw naar huis mochten gaan.

Ik zag Andrea van huis weggaan.

Ik was de auto voor het huis zonder problemen.

Kijk naar het huis met het rode dak.

Onderweg naar huis ga ik even langs het postkantoor.

Het was al laat, dus ik keerde terug naar huis.

Mijn huis is groot.

Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.

Voordat de brandweer arriveerde, was het huis helemaal afgebrand.

Hij leefde in een afgelegen huis van het dorp.

Mijn huis heeft een klein tuintje.

Mijn huis staat in de buurt van het station.

Op de terugweg naar huis had hij een ongeluk.

Ik repareer het huis.

Dat huis is van mij.

O, als ik rijk was, kocht ik een huis in Spanje.

Ik heb je huis met moeite gevonden.

Het huis van een Engelsman is zijn kasteel.

Het huis heeft een nieuw verfje nodig.

Niemand woont in dit huis.

Hij maakte de straat voor zijn huis sneeuwvrij.

Zijn huis is zeer modern.

Zijn huis is aan de overkant van het mijne.

De eigenaar van dit huis is de heer Yamada.

Morgen gaat hij naar huis.

Hij stak zijn eigen huis in brand.

Hij stak zijn eigen huis in de fik.

Zijn huis staat aan de andere kant van de brug.

Dit huis is beroemd.

Dit is zijn huis.

Ik herinner mij het huis waarin ik opgegroeid ben.

Ze wonen in een groot huis.

Ik moest te voet naar huis gaan.

In plaats van uit te gaan eten, laat ons naar mijn huis gaan wegens de felle regen.

Mijn planten binnen in huis zijn al hoger dan ik.

Halfweg naar je huis viel mijn wagen in panne.

Hij heeft zijn huis voor twee jaar verhuurd.

Wanneer zal je huis klaarkomen om erin te gaan wonen?

Wanneer ik mijn planten in huis water geef, word ik aangenaam rustig.

Het is de eerste keer dat hij in zijn eigen huis woont.

Van het weekend heb ik het huis voor mezelf.

Mijn huis is dicht bij de school.

De inbreker brak in het huis onder dekking van de nacht.

Af en toe neemt hij een kijkje in deze boekhandel onderweg naar huis van kantoor.

Deze universiteit bevalt mij wel, maar ze is te dicht bij huis.

Televisie brengt de hele wereld in huis.

"Ach, mijnheer, uw moeder heeft me het huis uitgejaagd".

In de omgeving van mijn huis zijn er geen winkels.

Alles in dat huis draaide om tante Marie.

Mijn huis was aan het branden.

O wee, mijnheer, mijn moeder zette mij het huis uit.

Dat is het huis waar ik geboren ben en waar ik opgroeide.

We hebben het huis groen geschilderd.

Zodra hij zijn werk af had, ging hij naar huis.

Er woont niemand in dit huis.

Voor mijn huis bevindt zich een boekhandel.

Wat een groot huis heb je!

Er zijn maar weinig meubels in mijn huis.

Haar huis is zeer modern.

Hun huis is zeer modern.

Hou van een nieuw huis en van een oude vriend.

Haar huis bevindt zich over de brug.

Mijn huis staat op een heuvel.

Kom terug naar huis.

Twee gezinnen leven in hetzelfde huis.

De vogel vloog het huis binnen.

Ik ben in huis gebleven wegens de regen.

Hij bleef in het huis van zijn tante.

Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.

Hij ging te voet naar huis.

Nu ben ik benomen, want ik moet mijn huis in orde brengen.

Hij zei dat hij moe was en daarom vroeger naar huis zou gaan.

Mijn huis is te voet op tien minuten van het station.

Tom vergezelde Kate te voet naar huis.

Hij vroeg een lening aan bij de bank om een nieuw huis te kopen.

Het is al tijd om naar huis te gaan.

Het is tijd om naar huis te gaan.

Het is reeds tijd om naar huis te gaan.

Ge moogt naar huis gaan nu.

Een huis wordt gebouwd op stevige cementen funderingen.

Also check out the following words: weinig, Georgië, geboorteland, liever, koekjes, snoep, alcohol, drink, gehoord, draagbare.