Dutch example sentences with "geld"

Learn how to use geld in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Het heeft geen zin om me om geld te vragen.

Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.

Ik heb niet veel geld.

Geld stinkt niet.

Het is fantastisch om in Amerika te zijn, als je hier bent om geld te verdienen.

Men zegt dat Amerikanen de hoeveelheid geld die iemand verdient beschouwen als een maatstaf van wat hij kan.

Geld is de wortel van alle kwaad.

Heb je veel geld bij je?

Ik heb weinig geld op het moment.

Ik heb nu wat geld.

Hij heeft maar een doel in het leven: geld verdienen.

Zijn enige doel in het leven is geld verdienen.

De politie is er heel goed in om te begrijpen dat iemand mijn creditcard gestolen heeft en een heleboel geld heeft opgenomen. Het is veel moeilijker om ze bij te brengen dat "iemand mijn magische zwaard gestolen heeft".

Ze heeft haar geld, haar gezin en haar vrienden verloren.

Het is verspild geld.

We hebben het geld nodig.

We hebben geld nodig.

Niet alles is voor geld te koop.

Ik zou naar de bergen gegaan zijn, als ik geld had gehad.

Ik was naar de bergen gegaan, als ik geld had gehad.

Men zou een dorp in Afrika kunnen voeden van het geld dat een iPhone-abonnement kost.

Ze werkte uitsluitend voor het geld.

Ze is van mening dat alles een kwestie van geld is.

Het probleem is dat we weinig geld hebben.

Hij was arm, maar hij leende geen geld van anderen.

Geld heeft zijn leven veranderd.

Het werd gebruikt om de bergen geld bij elkaar te vegen.

Geen geld, geen Zwitsers.

Geld maakt niet gelukkig.

Geld dat stom is, maakt recht wat krom is.

Tijd is geld.

We hebben geen extra geld.

Als we de huur betalen aan de huiseigenares, zullen we geen geld meer hebben voor eten; we zitten tussen de duivel en de diepe blauwe zee.

Met al zijn geld is hij niet tevreden.

Hij deed het voor geld.

Wat ga je met het geld doen, vroeg de politieagent.

Hij stopte geld in zijn zak.

Hij heeft meer geld dan ik.

Het geld dat Chris nog niet heeft terugbetaald hoopt op tot een grote som.

Ze heeft haar geld, haar familie en haar vrienden verloren.

Zijn ideeën hebben hem nooit geld opgebracht.

Zorgvuldig telde de vrouw het geld, en zei toen: "Maar de 99 kopeke ontbreekt nog."

We moeten geen geld uitgeven voor dingen die we niet nodig hebben.

Daarna had hij geen geld meer.

Daarna had hij geen geld meer bij zich.

"Wacht even," zei Dima, terwijl hij zijn telefoon tevoorschijn haalde, "ik weet iemand die me wel wat geld zou kunnen lenen."

In deze wereld wordt iedereen geregeerd door geld.

Ik heb veel geld.

Zijn levensdoel is geld te sparen.

"Ik heb wat geld nodig," zei Dima met schaamte in zijn stem.

"Maar het is waar!" drong Dima aan. "Ze laten me het pak niet kopen, tenzij ik ze nog 99 kopeke geef! Kun je me niet wat geld overmaken?"

We gaven hen geld en kleding.

Hij had niet genoeg geld.

Het probleem is dat we niet veel geld hebben.

Een mens is meer waard dan geld.

Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.

Hij heeft geen geld voor een nieuwe auto.

Ze heeft geen geld voor een nieuwe auto.

Hij heeft genoeg geld om het te kopen.

Pas in het vervolg beter op je geld.

Ik weet dat geld niet alles is.

Hij kwam niet terug vanwege heimwee, maar omdat hij bijna door zijn geld was.

Ze zwemt in het geld.

Ik wil tijd in plaats van geld.

Mijn oom bezit een berg geld.

Geld maakt alle deuren open.

Beter een mens zonder geld, dan geld zonder een mens.

Beter een mens zonder geld, dan geld zonder een mens.

Wie zwemt in het geld, krijgt de meeste hulp.

Voor geld is alles te koop.

Geld regeert de wereld.

Zij heeft veel geld.

Het geld op tafel is niet van mij.

Geld dat je hebt is belangrijker dan geld dat je had.

Geld dat je hebt is belangrijker dan geld dat je had.

Geld is heel belangrijk in politieke kringen.

Soms geraakt mijn geld op.

Wilt ge mij een plezier doen? Leent ge mij een beetje geld?

Wij geven geld aan de armen.

Hij heeft veel geld.

Ik heb niet zo veel geld als hij.

Het probleem is: wij hebben het geld niet.

Waarvoor hebt ge dat geld nodig?

We hebben het geld onder ons twee verdeeld.

Zij denkt aan niets anders dan aan geld verdienen.

De man beroofde hem van al zijn geld.

Hij gaf mij voedsel en geld.

De assistent nam het geld.

De medewerker nam het geld.

Geld maakt de armen niet gelukkig.

Hij leende geld van zijn broer om het verlies van zijn onderneming goed te maken.

De rover brak in het huis in om geld te stelen.

Het geld dat men heeft is een instrument voor de vrijheid; het geld dat men wil is een instrument voor onderwerping.

Het geld dat men heeft is een instrument voor de vrijheid; het geld dat men wil is een instrument voor onderwerping.

Te veel geld?

Hij heeft echt heel dringend het geld nodig.

Zij weten zich te behelpen zonder veel geld.

Het is dom van u hem uw geld te lenen.

Ik betrapte hem op het stelen van geld.

Die gast vraagt altijd maar geld aan zijn ouders.

Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.

Also check out the following words: jong, uitgehuwelijkt, tweedejaars, student, scheen, ouder, tentoonstelling, open, jazz, vlinder.