Dutch example sentences with "fiets"

Learn how to use fiets in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Mag ik deze fiets gebruiken?

Mijn fiets is gisteren gestolen.

Ik ga met de fiets naar het werk.

Ik moet mijn fiets repareren.

Ik moet mijn fiets laten repareren.

Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dicht bij mijn werk.

Hij is op de fiets gegaan.

Is dit jouw fiets?

Ik heb het nieuwste model fiets.

Zijn fiets is blauw.

Ik heb mijn fiets laten repareren.

Dat is mijn fiets.

Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.

Mijn fiets heeft een lekke band.

Ik ga liever lopen dan met de fiets.

Laten we daar een fiets huren.

Mag ik je fiets lenen?

Maurice Ravel had een mooie fiets.

Dit is mijn fiets.

Ik wil een nieuwe fiets kopen.

Zij zal de fiets deze namiddag wassen.

Mijn fiets moet worden gerepareerd.

Ik rijd graag met de fiets.

Mayuko gaat naar school met de fiets.

Mijn fiets is gisteren hersteld.

Ik heb mijn fiets ingeleverd om te herstellen.

Deze fiets moet hersteld worden.

Voor uw verjaardag wil ik u een fiets geven.

De paarse fiets kost minder dan de gele.

Mijn fiets is gestolen.

De herstelling van mijn fiets kostte mij duizend yen.

Een fiets zal roesten als ge hem in de regen laat staan.

Hij is daar met de fiets naartoe gereden.

Deze fiets is van mij.

Hij wast de fiets elke week.

Hij kocht een fiets voor vijftigduizend yen.

Van wie is deze fiets?

Deze namiddag zal ze de fiets reinigen.

Haar fiets is beter dan de mijne.

Kom niet aan mijn fiets.

Ik heb drie fietsen: een sportfiets, een bergfiets, en een kleine opvouwbare fiets.

De fiets die daar staat is van mijn broer.

Ik heb een nieuwe fiets.

Hij heeft zijn fiets rood geschilderd.

De jongen ontkende de fiets gestolen te hebben.

Ik heb een nieuwe fiets nodig.

Kunt ge mij uw fiets lenen voor enkel dagen?

Gonzales geeft al zijn werknemers in Europa een fiets.

Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.

Haar fiets is blauw.

Uw fiets is beter dan de mijne.

De fiets bij de deur is van mij.

Laten we hier een fiets huren.

Per fiets is de reis goedkoper.

Mijn handen zijn vuil. Ik heb mijn fiets hersteld.

Vroeger ging hij op de fiets naar school maar nu neemt hij de bus.

Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.

Ik zal je een fiets voor je verjaardag geven.

Voor je verjaardag zal ik je een fiets geven.

Ik heb een rode fiets.

Kun je me jouw fiets lenen?

Ik kan me geen nieuwe fiets veroorloven.

Kunt ge mij uw fiets lenen voor een uur?

Is deze fiets van jou?

Gaat ge te voet naar school, of met de fiets?

Elke jongen heeft een fiets.

Haar fiets is beter dan die van mij.

Hij is heel tevreden met zijn nieuwe fiets.

Zet uw fiets weg.

Ken wil een fiets.

Ik heb geen fiets.

Hij verloor zijn evenwicht en viel over zijn fiets.

Tom heeft geen fiets.

Heb je besloten of je met de fiets of met de bus de stad in gaat?

Tom heeft toegegeven dat hij de fiets gestolen heeft.

Van wie is die fiets?

Ik ben met mijn fiets door de regen naar de tandarts gereden.

Hij komt te voet of met de fiets.

Ik ben kwaad omdat iemand mijn fiets gestolen heeft.

De meeste studenten hier gaan op de fiets naar school.

Ik zal je die fiets geven als verjaardagsgeschenk.

Ik bestem dat bedrag voor het kopen van een fiets.

Gaat hij te voet naar school of met de fiets?

Ik weet niet of Tom een fiets heeft of niet.

Men heeft mijn fiets gestolen in het museum.

Leen me je fiets uit.

Ik ben met de fiets gekomen.

Vier jaar geleden heb ik deze fiets gekocht.

Ik ben met fiets en al omgevallen.

Hij heeft geen fiets.

Waar kan ik de fiets laten?

Deze fiets moet gerepareerd worden.

Hij is met de fiets vertrokken.

De jongen smeekte om een nieuwe fiets.

Waar kan ik mijn fiets achterlaten?

Tom stapte op zijn fiets en reed weg.

Hoe vaak fiets jij?

„En wat voor een fiets heb je, Tom?” „Een blauwe.”

Tom heeft zijn fiets op Craigslist verkocht.

Deze fiets is makkelijk om op te rijden.

De jongen zijn fiets is in de garage.

Also check out the following words: rekening, leeftijd, bestaat, mysterieuze, legende, Frankrijk, voerde, Rusland, vliegtuig, vloog.