Dutch example sentences with "brood"

Learn how to use brood in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Eet je brood tussen de middag?

De één zijn dood is de ander zijn brood.

Boter, brood en groene kaas; wie dat niet zeggen kan, is geen oprechte Fries.

Mayuko eet brood voor het ontbijt.

Waar is al het brood gebleven?

De bakker is geweldig. Ik zie wel brood in hem.

Een kruimeltje is ook brood.

Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.

Brood wordt gemaakt van tarwe.

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.

Drake verdient zijn brood bij een advokaat.

Ludwig, geef mij het brood.

Neen, u vergist zich, mijnheer: uw brood is minder vers dan het mijne.

Hij heeft minder brood.

Beter brood zonder boter dan taart zonder vrijheid.

Een hongerige maag denkt alleen nog aan brood.

Beter goed brood zonder boter, dan zoete koek zonder vrijheid.

Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.

Ik at niets anders dan brood en boter.

Dat is het beste sinds het gesneden brood. Nu weet ik wel niet wat het beste was voor het gesneden brood.

Dat is het beste sinds het gesneden brood. Nu weet ik wel niet wat het beste was voor het gesneden brood.

Ik heb verser brood dan gij.

Nu, ik bak brood, luister naar muziek, of lees een beeldverhaal.

Hij had de gewoonte brood te eten als ontbijt.

Mijn moeder bakt elke morgen brood.

Hij verdient zijn brood als schrijver.

Hebt ge brood voor een ontbijt?

Bloem wordt omgezet in brood.

Ik heb brood en melk nodig.

Ellende leert brood eten zonder boter.

En een beetje brood.

We hebben geen brood meer.

Wie brood geeft, kent geen honger.

Hij houdt van brood en boter.

Hoop geeft geen brood.

Ik hou niet van brood zonder boter.

Neemt gij brood als middageten?

Helaas is het recept van het brood "Susi" een geheim dat goed wordt bewaard door Susanne.

Eet het brood!

Hebt ge brood, worst en kaas nodig?

De man at brood.

Brood en spelen.

Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!

Ze verdienen hun brood met het verzamelen en verkopen van oude kranten.

Het brood is al beschimmeld. Het is niet meer eetbaar.

Spek en brood slaat de honger dood.

Ik heb een brood gekocht bij de bakker.

Kun je me alsjeblieft een stuk brood geven?

De man eet brood.

Het brood zit in de oven.

Ik heb verser brood dan jij.

Hoe maakt men brood?

Brood en melk zijn goede voedingsmiddelen.

Hij at brood en vlees.

Hij at kaas en brood.

Je hebt een brood gezonden uit je bakkerij.

Een beetje brood en boter.

Een mens leeft niet van brood alleen.

Waar er brood is, zijn muizen niet ver weg.

Brood en boter is hun gewone ontbijt.

Brood wordt van meel gemaakt.

Is er brood te koop in deze winkel?

Ik kan brood bakken.

Ik hou meer van rijst dan van brood.

Mary verdient haar brood met naaiwerk.

De een zijn dood is de ander zijn brood.

De mens leeft niet van brood alleen.

Brood wordt gemaakt uit meel, water en dikwijls gist.

Hij smeert zijn achterste met boter en eet droog brood.

Mayuko eet brood als ontbijt.

Maria heeft geen brood gekocht.

Ik eet brood.

Onze Vader in de hemel, laat uw naam hierin geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was. En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad. Want aan u behoort het koningschap, de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.

Het brood is vers.

Jullie brood is verser als het mijne.

Is er brood?

Dit brood is zo hard als steen.

Hij verdient zijn brood door Engelse les te geven.

"Wat wil je morgen voor ontbijt? Brood? Rijst?" "Beide zijn prima."

Ik houd ervan om brood met kaas en tomaat te eten.

De moeder zette brood en soep op tafel.

Je hebt het brood in twee stukken verdeeld, of niet soms?

De prijs van brood is met tien yen gestegen.

Brood is het simpelste en oudste voedingsmiddel ter wereld.

Zij hebben brood gekocht.

Hoop brengt geen brood op de plank.

De jongen eet brood.

Frans brood is lekker.

Ik heb brood.

Op het banket des levens, is vriendschap het brood en liefde de wijn.

Zij eten brood.

Ze voeden zich met honing en brood.

Leg het oude brood in wat melk tot wanneer het week is.

Ze koopt brood.

Ze koopt een brood.

Zij koopt brood.

Zij koopt een brood.

Ik heb vers brood gekocht.

Eet veel brood, drink een beetje wijn!

Yann at brood.

Tom bakt een keer per week brood.

Also check out the following words: lawaai, werkt, zenuwen, staan, begrijp, Hemel, hel, bestaan, enkel, harten.