Dutch example sentences with "at"

Learn how to use at in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Wat hij at was zeer sober en bescheiden.

Af en toe at hij niet thuis.

Ik at niets anders dan brood en boter.

Ik at kaviaar.

Hij at de biefstuk op en bestelde er nog een.

De man at brood.

Gezien hij geen mogelijkheid had om vuur te maken, at hij de vis rauw.

Het gezin at 's avonds samen.

Een manlijke krokodil at een teef op.

Tom at alleen.

Hij at frieten en vlees.

Hij at brood en vlees.

Hij at fruit en groenten.

Hij at bananen en appels.

Hij at insecten en spinnen.

Hij at appelsienen en appels.

Hij at chokolade en zoetigheden

Hij at kaas en brood.

Hij at koek en dronk thee.

Hij at een vis en dronk sap.

Ik at het.

Omdat ze vegetariër is, at ze tofu in plaats van kalkoen.

Hij at er drie, en zei dat hij er nog eens zoveel zou kunnen eten.

Het eekhoorntje at uit haar hand.

Tom at de chocoladedonut die ik in het ziekenhuis had gesmokkeld.

Tom at de chocoladedonut die ik in het hospitaal had gesmokkeld.

Tom at alleen maar bananen.

Ik at alleen maar bananen.

Terwijl hij een pizza at, was hij zijn zus aan het plagen.

De kat at de muis.

Tom at een stervrucht.

Yann at brood.

Ik heb horen zeggen dat je geen vlees at.

Ik heb horen zeggen dat u geen vlees at.

Men kan zich de Brusselse chansonnier voorstellen, hoe hij met vrienden of met de familie mosselen met friet at, vergezeld van wijn of bier.

Dan at de restjes.

Tom at de restjes op.

De kip at een regenworm.

Ze at nauwelijks iets.

Ik at een cheeseburger.

Ik at met mijn kleine broer.

Tom at.

Hij at de vruchten, ook al waren ze zuur.

Tom vroeg Maria wat ze graag at.

Ik at ook een ijsje.

Hij at de appel.

Hij at de appel op.

Tom at iets.

Sami at patat.

Sami at frietjes.

Sami at friet.

Sami at gekookte aardappelen.

Ik at appels.

Ik at rijst.

Ze at één appel.

Tom at ontbijt.

Vroeger at ik pizza, nu niet meer.

Ik at kipnuggets.

Sami at wat kip en patat.

Sami at wat kip en friet.

Ik at wat chips.

Iedereen at ontbijt in de keuken.

Seth at chocolade en ik pindakaas.

Hij at brood met boter.

Tom at een broodje tonijn.

Ik at een hamburger.

Tom at een hamburger.

Tom at een hamburger met patat.

Iemand at mijn paasei.

Iedereen behalve Tom at pizza.

Ik at veel pizza.

Vorige week at ik elke dag pizza.

Tom at de rest van de pizza.

Tom at een sinaasappel.

Ik at een sinaasappel.

Tom at een broodje kalkoen en dronk een glas sinaasappelsap.

Tom at veganistische lasagne.

Ik at een broodje kalkoen.

Wat Tom at, was geen appel. Het was een peer.

De beer at een appel.

Tom at twee borden spaghetti.

Hij at giftige paddenstoelen.

De muis at de sprinkhaan.

Die man at brood.

Tom at wat ijs.

Tom at al het ijs.

Tom at een gummibeer.

Tom at nog een gummibeer.

Tom at alle gummiberen.

Ik at patat.

Ik at friet.

De kat at de rat.

Ik at jouw aardbeien.

Ik at uw aardbeien.

Ik at jullie aardbeien.

Ik at te veel.

U at.

Je at.

Ik at alleen.

Ze at tomaten.

Ik at een appel.

Also check out the following words: verrassingsaanval, uit, vijand, veganist, vlees, eten, eet, vis, zeevruchten, ook.