'prognosticeren' verbe néerlandais conjugué dans tous les temps et formes.
Remplacez Google Translate par Mate ! Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent des Mac. Traduire les sites Web, les sous-titres Netflix, ou tout autre chose en néerlandais et 102 autres langues en un double-clic, vérifier les synonymes, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants avec un essai de 7 jours.
Remplacez Google Translate par Mate Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent un smartphone. Traduisez élégamment du texte et de la parole en néerlandais et 102 autres langues, apprenez la prononciation, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants.
Remplacez Google Translate par Mate Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent un navigateur. Traduire les sites web et les sous-titres Netflix en néerlandais et 102 langues en un double-clic, apprenez la prononciation, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants.
Installez gratuitementik | zou prognosticeren |
jij | zou prognosticeren |
hij | zou prognosticeren |
wij | zouden prognosticeren |
jullie | zouden prognosticeren |
zij | zouden prognosticeren |
ik | zou geprognosticeerd hebben |
jij | zou geprognosticeerd hebben |
hij | zou geprognosticeerd hebben |
wij | zouden geprognosticeerd hebben |
jullie | zouden geprognosticeerd hebben |
zij | zouden geprognosticeerd hebben |
ik | prognosticeer |
jij | prognosticeert |
hij | prognosticeert |
wij | prognosticeren |
jullie | prognosticeren |
zij | prognosticeren |
ik | heb geprognosticeerd |
jij | hebt geprognosticeerd |
hij | heeft geprognosticeerd |
wij | hebben geprognosticeerd |
jullie | hebben geprognosticeerd |
zij | hebben geprognosticeerd |
ik | prognosticeerde |
jij | prognosticeerde |
hij | prognosticeerde |
wij | prognosticeerden |
jullie | prognosticeerden |
zij | prognosticeerden |
ik | had geprognosticeerd |
jij | had geprognosticeerd |
hij | had geprognosticeerd |
wij | hadden geprognosticeerd |
jullie | hadden geprognosticeerd |
zij | hadden geprognosticeerd |
ik | zal prognosticeren |
jij | zult prognosticeren |
hij | zal prognosticeren |
wij | zullen prognosticeren |
jullie | zullen prognosticeren |
zij | zullen prognosticeren |
ik | zal geprognosticeerd hebben |
jij | zult geprognosticeerd hebben |
hij | zal geprognosticeerd hebben |
wij | zullen geprognosticeerd hebben |
jullie | zullen geprognosticeerd hebben |
zij | zullen geprognosticeerd hebben |
jij | prognosticeer |