'overleggen' verbe néerlandais conjugué dans tous les temps et formes.
Remplacez Google Translate par Mate ! Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent des Mac. Traduire les sites Web, les sous-titres Netflix, ou tout autre chose en néerlandais et 102 autres langues en un double-clic, vérifier les synonymes, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants avec un essai de 7 jours.
Remplacez Google Translate par Mate Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent un smartphone. Traduisez élégamment du texte et de la parole en néerlandais et 102 autres langues, apprenez la prononciation, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants.
Remplacez Google Translate par Mate Nous avons magnifiquement conçu Mate pour les apprenants de langue qui utilisent un navigateur. Traduire les sites web et les sous-titres Netflix en néerlandais et 102 langues en un double-clic, apprenez la prononciation, faites votre lexique. Rejoignez 800 000 autres apprenants.
Installez gratuitementik | zou overleggen |
jij | zou overleggen |
hij | zou overleggen |
wij | zouden overleggen |
jullie | zouden overleggen |
zij | zouden overleggen |
ik | zou overlegd; overgelegd hebben |
jij | zou overlegd; overgelegd hebben |
hij | zou overlegd; overgelegd hebben |
wij | zouden overlegd; overgelegd hebben |
jullie | zouden overlegd; overgelegd hebben |
zij | zouden overlegd; overgelegd hebben |
ik | overleg; leg over |
jij | overlegt; legt over |
hij | overlegt; legt over |
wij | overleggen; leggen over |
jullie | overleggen; leggen over |
zij | overleggen; leggen over |
ik | heb overlegd; overgelegd |
jij | hebt overlegd; overgelegd |
hij | heeft overlegd; overgelegd |
wij | hebben overlegd; overgelegd |
jullie | hebben overlegd; overgelegd |
zij | hebben overlegd; overgelegd |
ik | overlegde; legde over |
jij | overlegde; legde over |
hij | overlegde; legde over |
wij | overlegden; legden over |
jullie | overlegden; legden over |
zij | overlegden; legden over |
ik | had overlegd; overgelegd |
jij | had overlegd; overgelegd |
hij | had overlegd; overgelegd |
wij | hadden overlegd; overgelegd |
jullie | hadden overlegd; overgelegd |
zij | hadden overlegd; overgelegd |
ik | zal overleggen |
jij | zult overleggen |
hij | zal overleggen |
wij | zullen overleggen |
jullie | zullen overleggen |
zij | zullen overleggen |
ik | zal overlegd; overgelegd hebben |
jij | zult overlegd; overgelegd hebben |
hij | zal overlegd; overgelegd hebben |
wij | zullen overlegd; overgelegd hebben |
jullie | zullen overlegd; overgelegd hebben |
zij | zullen overlegd; overgelegd hebben |
jij | overleg; leg over |