Dutch example sentences with "zag"

Learn how to use zag in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Zijn hoed zag er heel grappig uit.

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Ik werd wakker en zag een inbreker in mijn kamer.

Ik zag een artikel op de Tatoebablog over een nieuwe versie die binnenkort uitkomt, hebben jullie het gelezen?

Ze zag zo bleek als een doek.

Toen ik zag dat het regende, heb ik mijn paraplu gepakt.

Ik zag Andrea van huis weggaan.

Ik zag jullie werken en heb jullie niet gestoord.

Ze keek rond, maar zag niets.

Ik zag hem maar heel even.

Tom rende en rende, totdat hij uiteindelijk de telefooncel zag.

Zo gauw als ik hem zag, wist ik dat hij boos was.

Gedetailleerd vertelde hij wat hij zag.

Op zijn gezicht zag ik een blije glimlach.

Toen ik het treinstation verliet, zag ik een man.

Ik zag vijf mannen.

Toen ik hen twee tijdens een afspraakje zag, vroeg ik: "Gaan jullie trouwen?"

De oudere geleek zo op haar moeder door haar karakter en aangezicht, dat iedereen die haar zag kon denken dat hij de moeder zag; ze waren allebei zo onaangenaam en zo fier, dat men er niet kon mee samenleven.

De oudere geleek zo op haar moeder door haar karakter en aangezicht, dat iedereen die haar zag kon denken dat hij de moeder zag; ze waren allebei zo onaangenaam en zo fier, dat men er niet kon mee samenleven.

De laatste keer, toen ik je zag, was je veel jonger!

Bij het maanlicht zag de grote, nu verlaten sneeuwvlakte er nog mysterieuzer uit dan overdag.

Ik kon het niet helpen te lachen toen ik hem zag.

Ze zag eruit alsof ze lange tijd ziek geweest was.

De zoon van de koning, die terugkeerde van de jacht, ontmoette haar; en toen hij zag dat ze zo mooi was, vroeg hij haar, wat ze daar helemaal alleen deed en waarom ze weende.

Men zag mij de straat oversteken.

Ik was daar op tijd, maar ik zag je niet!

Ik zag John in de bibliotheek.

Zij zag er triestig uit.

Het meisje zag er zo bleek uit.

Ik zag hem de straat oversteken.

Hij zag het ongeval onderweg naar school.

Ik zag een jonge men liggen op de bank onder de kerselaar in het park.

De prins, die zag dat er uit haar mond enkele parels en diamanten kwamen, vroeg haar hem te zeggen vanwaar dit kwam.

Zodra ik haar zag, was ik verliefd op haar.

Ik zag u koken.

Hij zag eruit als een dokter.

Hij keek rond, maar zag niemand.

Gisteren zag ik hem door de stad gaan.

Ik zag hem naar mij kijken.

Ze viel flauw toen ze bloed zag.

Ze kon zich moeilijk inhouden van lachen toen ze de jurk zag.

Ze kon haar lach niet bedwingen toen ze het kleed zag.

En zo raakte Pandark verloren in zijn kamer en zag men hem nooit meer terug. Sommigen zeiden dat hij van honger omkwam, anderen zeiden dat hij nog steeds ronddwaalt op zoek naar zijn cd's.

Toen ze haar moeder zag, begon het meisje te wenen.

Ik zag het huis toen de bliksem er insloeg

Kijkend door de mist zag ik mijn toekomst.

Ik schoot in een lach van toen ik hem zag.

Zag de auto er oud uit?

Ik wou u al kussen van toen ik u zag.

Toen hij de politieauto zag, sloeg hij op de vlucht.

De oude man zag er indrukwekkend uit.

Toen hij mij zag, nam hij zijn hoed af en groette mij.

Ik zag de jongen met bruine schoenen.

Toen zij haar moeder zag, begon zij luid te schreeuwen.

Ik heb haar herkend van zodra ik haar zag.

Ik zag de man de kamer binnengaan.

Volgens haar is hij de beste muzikant die ze ooit zag.

Ik zag hem soms op de televisie.

De laatste keer dat ik haar zag was tien jaar geleden.

Marco zag de vrienden en ging met hen mee.

Uiteindelijk zag hij in dat hij zich vergist had.

Ik zag hem een boom omzagen.

Toen ik het treinstation uitging, zag ik een man.

Hij zag in dat hij het mis had.

Ivo zag de druif.

Zodra hij mij zag, koos hij het hazenpad.

Ik zag haar zwemmen.

Ik zag hem zwemmen.

Ik zag hem de winkel binnengaan.

Ik zag een huis in de verte.

Ik zag hen arm in arm lopen.

Hij zag haar en bloosde.

Ze zag er eenzaam uit.

Ik zag een vogel door de lucht vliegen.

Hij zag eruit alsof hij sliep, maar eigenlijk was hij dood.

Ik zag hem door zijn moeder worden uitgekafferd.

Ik zag hem de kamer binnengaan.

Zodra hij mij zag, liep hij weg.

"Ik zie", zei de blinde man, toen hij zijn hamer opraapte en zag.

Ik zag een silhouet naderen.

Ik zei dat ze bleek zag en vroeg of ze zich goed voelde.

Vanuit de verte gezien zag het eruit als een menselijk gezicht.

Vanuit de verte gezien zag het eiland eruit als een wolk.

Plots zag hij mij.

Ik zag een boot stroomopwaarts van de brug.

Men zag hem de kamer binnengaan.

Hij zag een hond bij de deur.

Gisteren zag ze een grote man.

Ze zag er meer dood dan levend uit.

Ik zag heel ver weg een licht.

Toen hij de tanden van de tandarts zag, zette hij het op een lopen.

Ik zag een hond.

Nooit zag ik dergelijk kwaad in één enkel hart!

Ik zag je-weet-wel vandaag op de markt.

Als ze je niet zag, dan is er niets om je zorgen over te maken.

Was je op weg naar het treinstation toen ik je zag?

Zag je de cowboyfilm gisteravond op tv?

Ik zag hem nooit weer.

De baby zag er precies zo uit als haar moeder.

Kate was verrast toen ze die grote hond zag.

Mary was onder de indruk van wat ze zag.

Also check out the following words: tekent, stadsgezichten, Raúl, kan, zich, zonder, vrienden, vermaken, Rosa, Montero.