Dutch example sentences with "woont"

Learn how to use woont in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Het merendeel van de mensen die met een vork eten, woont in Europa, Noord-Amerika en Latijns-Amerika; mensen die met stokjes eten, wonen in Afrika, het Nabije Oosten, Indonesië en India.

Niet één van mijn klasgenoten woont hier in de buurt.

Hij woont in een appartement.

Hij woont in een dorp.

Hij woont op het platteland.

Niet iedereen die hier woont, is rijk.

Hij woont in een stadje vlak bij Osaka.

John woont in New York.

Waar woont je opa?

Weet je toevallig waar ze woont?

Mijn vader woont en werkt in Tokio.

Hij woont in een dorpje nabij Osaka.

Tom woont nu bij zijn oom.

Ik heb een vriend die in Kioto woont.

Hij woont in Kioto.

Ik heb een vriend die in Londen woont.

Hij woont in de buurt van de school.

Hij is Engelsman, maar woont in India.

Ken jij de stad waar hij woont?

Hij woont in een woning.

Niemand woont in dit huis.

Hij woont in Osaka.

In dit gebouw woont niemand.

Waar woont u nu?

Het is de eerste keer dat hij in zijn eigen huis woont.

Mijn oom woont in de buurt van de school.

Woont u hier?

Carol woont in Chicago.

Hij woont boven mij.

Hij woont bij zijn ouders.

Hij woont samen met zijn ouders.

Hij woont hier niet meer.

Er woont niemand in dit huis.

Ze woont al vijf jaar in deze stad.

Op welke verdieping woont ge?

Ze woont in Kyoto.

Woont ge bij uw ouders?

Waar woont gij eigenlijk?

Waar woont gij?

Zij woont in Yokohama.

Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.

In een gezond lichaam woont een gezonde geest.

Hij woont een verdieping boven mij.

Hij woont hier ergens in de omgeving.

Waar woont hij?

Ik heb één vriend die in Engeland woont.

Ik heb een vriend die in Engeland woont.

Ze woont in een dorp.

Weet gij waar hij woont?

Ik weet waar ge woont.

Mijn tante woont in New York.

Hij woont in deze straat.

Het is het huis waar hij woont.

Mike heeft een vriendin die in Chicago woont.

De koningin woont in Buckingham Palace.

Sinds wanneer woont u in Tokio?

Zij woont niet in Den Haag, maar in Rotterdam.

Mijn vriend woont in dit huis.

Wilt ge mij zeggen waar ge woont?

Hij woont hier alleen.

Ge woont in Tokio, nietwaar?

Ik heb een oom die in Kyoto woont.

Zij woont in een enorm huis.

Haar man woont nu in Tokio.

Hij woont naast ons.

Ze woont hier niet meer.

Ik weet waar hij woont.

Het meisje waarover ik je verteld heb woont hier.

Hij woont ver van zijn geboortestad.

Ik heb een vriend die in Sapporo woont.

Zeg me waar ze woont.

Hij woont ver van mijn huis.

Hij woont in een klein gerieflijk huis.

Naoko woont in het witte huis.

Naoko woont in dat witte huis.

Het hele gezin woont daar in een klein vuil appartement.

Ze is van Hokkaido maar woont nu in Tokyo.

Onze leraar woont vlakbij.

Haar zus woont in Schotland.

Zijn zus woont in Schotland.

Hij woont in deze wijk.

Zij is een Canadese studente en woont bij mijn oom.

Ze woont vlakbij.

Ze woont niet met hem samen.

Ik weet wie in dit huis woont.

Jammer genoeg woont ze in het buitenland.

Ik weet waar je woont.

Mijn broer woont in Tokio.

Hij woont al drie jaar in New York en kent daar veel goede restaurants.

Het gezin woont in een joert.

Tom woont in Wales.

Mijn familie woont daar al twintig jaar.

Ik weet waar ze woont.

Hij woont alleen in zijn flat.

Tom woont al in New York sinds hij klein was.

Hij woont in een enorm huis.

Mary woont nog bij haar ouders thuis.

Het meisje over wie ik je verteld heb woont hier.

Dat is het huis waar hij woont.

Hij woont niet in mijn buurt.

Tom woont in een sloppenwijk.

Also check out the following words: begrijpen, Tanaka, Itsjiro, gesmolten, gekregen, ernstige, financiële, problemen, Lees, krant.