De jongen liep weg.

Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.

Wat een kinderen! Je stuurt ze weg om snoepjes, en ze komen terug met een hond!

Je gaat de problemen van het leven gewoon uit de weg.

Daarna ging ik daar weg, maar ik kwam erachter dat ik mijn tas vergeten was.

De weg loopt parallel aan de rivier.

Mag ik even bij dit kastje? Je staat een beetje in de weg.

Ik heb mijn portemonnee verloren op weg naar school.

Als ze je niet ontvangen en niet luisteren naar je woorden, ga dan weg uit dat huis of die stad en stamp het stof van je voeten.

Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van de gaten in het wegdek.

Ik krijg nooit eens de gelegenheid om ook wat in te brengen, want Emma maait steeds het gras voor mijn voeten weg.

Regen, regen, ga weg!

Hmm. Ik heb het gevoel dat ik ga verdwalen, welke weg ik ook neem.

Kunt u mij de weg naar het station wijzen?

Alle kleur trok weg uit zijn gezicht.

Het was niet zo erg snugger van je om dat briefje weg te gooien.

Zuid-Afrika is ver weg.

Ik ben weg.

Ik zal je missen wanneer je weg bent.

Het heeft niks met mij te maken, staat gelijk aan dat ik hier niet hoef te zijn. Daarom ga ik hier weg, ongeacht wat er gezegd zal worden.

Hij ging weg zonder afscheid te nemen.

Waar een wil is, is een weg.

Commentatoren hebben op verschillende wijzen het geluid van de vuvuzela beschreven als "vervelend" en "satanisch" en vergeleken met "een massale vlucht van olifanten", "een oorverdovende zwerm sprinkhanen", "een geit op weg naar haar slachting", "een gigantische bijenkorf vol met boze bijen" en "een eend die gedrogeerd is met speed".

Het leven is een lange, lange weg.

De vogels vlogen weg vanwege het lawaai.

Een stortbui verhinderde mij weg te gaan.

Wil je weg?

Ik ben hier weg.

Hij trok wit weg toen hij het nieuws hoorde.

Wanneer gaat mijnheer Suzuki weg uit Japan?

Je hoort de weg alleen over te steken als het licht groen is.

Misverstanden zijn soms moeilijk uit de weg te ruimen.

Kan je me de weg wijzen?

De weg is lang.

"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.

Men heeft enkele - niet alle - bomen omgehakt langs de weg.

Hij ging dikwijls heel vroeg weg van het werk.

Piekeren neemt de zorgen voor morgen niet weg, maar wel de kracht van vandaag.

Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.

Scheer je weg!

Na de storm was de weg door omgevallen bomen geblokkeerd.

De weg splitst zich hier in tweeën.

Als de beurs leeg is, is de liefde weg.

Excuseert u mij, kunt u mij de weg naar het postkantoor wijzen?

Het ongelukkige kind liep weg en verstopte zich in het dichtstbijzijnde bos.

Kunt u mij de weg naar de haven wijzen?

Wiskunde neemt de eetlust niet weg.

Hij is al weg.

De jongen liep weg zonder om te kijken.

Hij keek weg.

Kunt u mij de weg naar de bushalte wijzen?

Hij gaat dikwijls heel laat weg van het werk.

Het wordt tijd dat ik weg ga.

Tussen onze huizen is er een lange weg.

Tussen onze huizen is het een lange weg.

Men heeft de bomen langs de weg omgehakt.

Ik zal u de weg tonen.

Een vuurkolom verlichtte hun weg.

Ge moet een goede wandelaar zijn, want ge hebt de hele weg gestapt.

Breng mij een proper bord en neem het vuile bord weg.

Gelieve deze stoelen weg te zetten.

Tom is weg.

Ge zijt op de verkeerde weg.

Ga niet weg, vrienden.

Wees voorzichtig op de weg naar huis.

Wie begonnen is met koken, loopt beter niet weg van het vuur.

Ze gaf al haar poppen weg.

Oei! Roest vreet het metaal weg.

Om hun weg in het bos te vinden, hebben toeristen een kompas nodig.

Ik zal uw verantwoordelijkheden overnemen zolang ge uit Japan weg zijt.

Deze bomen nemen het zicht weg.

Ik ben de weg kwijt. Wilt ge mij alstublieft helpen?

Ze stapte in de auto en reed weg.

Toon ons de rechte weg.

Hij baande zijn weg doorheen de problemen.

De student was zo vriendelijk mij de weg te wijzen.

We waren nog niet lang op weg als we een stortbui op ons kregen.

Het spijt me, maar nu moet ik weg.

De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.

Wij hebben iemand nodig die op de baby past terwijl we weg zijn.

Hij ging in de kamer weg en weer.

Een appel per dag houdt de dokter weg.

Een vrouw vroeg mij de weg.

Banden verslijten door de wrijving tussen het rubber en de weg.

Er moet nog een andere weg zijn.

Als hij niet komt, gaan wij niet weg.

Een kalf ging weg, een rund kwam weer.

Ze toonde mij vriendelijk de weg.

De hoed vloog weg met de wind.

Geen enkel voorwendsel zal u helpen om van die vergadering weg te blijven.

Deze weg is heel lang.

Ze is niet ver weg geweest.

Kent ge de weg?

Excuseer, welke is de kortste weg naar het station?

Hij ging weg om bij zijn kozijn te blijven.

We hebben geen andere keuze dan weg te gaan.

De lord rijdt weg met de Ford.

Wie zal voor de hond zorgen als we weg zijn?

Zij baanden zich een weg door de menigte.

Uw vrienden zullen u missen wanneer u weg bent.

Ik kwam haar tegen op mijn weg naar de school.