Dutch example sentences with "weet"

Learn how to use weet in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Ik weet het niet.

Ik weet niet wat te zeggen...

Ik weet niet of ik tijd heb.

Ik weet niet wat ik nog meer kan doen.

John weet niet wat hij verder moet doen.

Weet hij dat je van hem houdt?

Ik weet dat je rijk bent.

Ik weet dat hij van jazz houdt.

Ik weet niets van hem, behalve zijn naam.

Ik weet niet wat dat is.

Ik weet niet wat je bedoelt.

Weet je waar mijn horloge is?

Weet je nog?

Ik weet nog dat ik de film gezien heb.

Nu weet ik het weer.

Ik weet zeker dat ze snel terugkomt.

Hij weet zeker dat hij komt.

Weet je het zeker?

Ik weet niet of ik tijd heb daarvoor.

Ik weet niet meer wat ik moet doen.

Ik weet niet of je haar leuk vindt.

Weet je wie zij is?

Het nummer is 932 85 47, maar ik weet het kengetal niet.

Het is onvermijdelijk dat ik ooit een keer naar Frankrijk ga, ik weet alleen niet wanneer.

Ik weet niet of ik het nog heb.

Wat niet weet, wat niet deert.

Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.

Ik weet dat dit allemaal maar een spel is.

Ik weet niet waarom ze er in mijn dromen niet is. Misschien wil ze er niet zijn zodat ze me niet stoort.

Ik weet niet hoe ik dat moet aantonen, aangezien het zo al duidelijk is.

Ik weet niet hoe ik dat moet aantonen, zo vanzelfsprekend is het!

Ik weet niet hoe ik dat moet bewijzen, aangezien het zo duidelijk is!

Nee, ik weet het niet.

Weet je waar hij zijn fototoestel gekocht heeft?

Ik weet nog dat ik hem in Parijs ontmoet heb.

"Weet jij waar mijn sleutel is? Ik zie hem nergens." "Dan kijk je zeker met je neus, want hij ligt gewoon op tafel."

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriend wonen.

Ik weet mijn adres nog niet, ik ga een tijdje bij mijn vriendin wonen.

Ik weet niet wat ik nu moet doen.

Ik weet niet wat ik van nu af aan moet doen.

Ik weet dat ze mooi is.

Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.

Ik weet zo één, twee, drie niet waar ik het heb gelaten, maar ik weet zeker dat ik het vandaag nog in mijn handen heb gehad.

Hij weet niet wie deze huizen gebouwd heeft.

Ik weet niet hoe ik zijn woorden moet opvatten.

Ik weet alles.

"Hou op te bedelen om een koekje, Tim," zei zijn moeder. "Je weet het: 'Kinderen die vragen, worden overgeslagen.'"

Hoe weet je dat licht sneller is dan geluid?

Weet u uw maat?

Weet u welke maat u hebt?

Weet je die dag nog, dat we dat ongeluk gezien hebben?

Weet je toevallig waar ze woont?

Ik weet niet precies hoeveel bezoekers er waren. Ik geloof driehonderdnogwat.

Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen...

Gewoonlijk weet ik niets te zeggen.

Ik weet het zeker.

Hij weet veel over dieren.

Iedereen weet toch dat hij haar leuk vindt en zij hem.

Iedereen weet dat hij van haar houdt en zij ook van hem.

Weet je het antwoord?

Weet ik veel!

Ik weet niet zeker aan wie ik dit cadeau moet geven: aan het meisje of aan de jongen?

Ik heb een briefje op mijn bureau gevonden, maar ik weet niet van wie het is.

Ik weet niet wat ik nog moet geloven.

Ik weet niet zeker hoe lang we moeten wachten.

Wie weet?

Weet jij waarom ze zo boos is?

Wat ik weet over moraal, heb ik te danken aan voetbal.

Ik had geen weet van zijn plan.

Excuseert u me, maar weet u hoe laat het is?

Ik weet het nog niet.

Ik weet niet wat ik voor hem voor zijn verjaardag moet kopen.

Ik weet waar hij vandaan komt.

Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen.

Weet je niet dat hij twee jaar geleden overleden is?

Weet je niet dat hij al twee jaar dood is?

Als niemand weet dat iets bestaat, dan is het ongeveer net zo, alsof het niet zou bestaan.

Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.

Je weet nooit hoe een koe een haas vangt.

Weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet.

Weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet.

Ik weet dat je denkt dat je hebt begrepen wat je dacht dat ik gezegd heb, maar ik weet niet zeker of je je wel gerealiseerd hebt dat wat jij gehoord hebt niet is wat ik bedoelde.

Ik weet dat je denkt dat je hebt begrepen wat je dacht dat ik gezegd heb, maar ik weet niet zeker of je je wel gerealiseerd hebt dat wat jij gehoord hebt niet is wat ik bedoelde.

"Hippopotomonstrosesquipedaliofobie is een lang woord, hè?" "Ja, maar weet je wat het betekent?" "Nee, eigenlijk niet." "Het betekent angst voor lange woorden." "Wat ironisch."

Ik weet niet hoe je daar komt.

Niemand weet echt hoe een ufo eruitziet.

Ik weet het.

Ik weet niet of het waar is of niet.

Weet je wie hij is?

Weet je wie Rie Miyazawa is?

Ik zocht naar Andy. Weet je waar hij is?

Weet je wanneer ze komt?

Ik weet zeker dat hij deel zal nemen aan de competitie.

Ik weet niets over hun vlucht naar een vreemd land.

Weet jij, wie die lange groengeklede blondine is?

Hij weet niet wie deze huizen heeft gebouwd.

Zij weet niets over haar familie.

Ik weet niet of het een programmafout is, maar dit programma werkt niet zoals het zou moeten.

Ik weet van waar hij is.

Weet jij in welk dorp hij geboren is?

Weet jij of ze Engels kan spreken?

Also check out the following words: termijn, lawaai, werkt, zenuwen, staan, begrijp, Hemel, hel, bestaan, enkel.