Dutch example sentences with "station"

Learn how to use station in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Het is handig om zo dicht bij het station te wonen.

Ik stap uit op het volgende station.

Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.

De trein stopt op elk station.

Kunt u mij de weg naar het station wijzen?

Zou u me kunnen vertellen hoe ik bij het station kom?

Op het volgende station moet u overstappen.

Mijn ouders zijn net op het station aangekomen.

Mijn huis staat in de buurt van het station.

Ze reden naar het station per auto.

Vanochtend bij het station werd haar aandacht getrokken door een affiche met dikgedrukte letters.

Waar ligt het Hakata station?

Ik kan je voor zijn op het station.

De trein was al aan het vertrekken toen ik in het station aankwam.

Hij was zo vriendelijk om me een lift naar het station te geven.

Sta bij het station om 11 uur precies.

Ik was in het station van Kioto om afscheid te nemen van mijn vader.

Uit welk station vertrekt de trein?

Mijn huis is te voet op tien minuten van het station.

Waar is het dichtstbije station?

Twintig minuten waren er nodig om te voet van het station naar de school te gaan.

Waar is het station?

De school is verder dan het station.

De school bevindt zich te voet op vijf minuten van het station.

Ik stap uit in het volgende station.

Deze trein stopt in elk station.

Hij kwam in het station aan om vijf uur.

Zijn huis is heel ver van het station.

Hij liep naar het station en kon de trein nemen.

Excuseer, welke is de kortste weg naar het station?

Mijn school ligt op ongeveer tien minuten van het station.

Het station bevindt zich ten westen van het hotel.

Hoe ver is het van hier tot het station?

Ik wandelde de hele weg naar het station.

Ik kon mijn broer niet vinden die ik moest zien aan het station.

Ben je onderweg naar het station?

De man die ge bij het station ontmoet hebt, is mijn vader.

U moet op het volgende station overstappen.

De dief rende weg in de richting van het station.

Ik zal mijn zus je laten oppikken aan het station.

Hij zal naar het station moeten gaan.

Neem u me niet kwalijk maar, kunt u mij de weg naar het station vertellen?

Pardon. Kunt u me zeggen hoe ik bij het station kan komen?

Is er een bank in de buurt van het station?

Hoever is het van hier naar het station?

Hij begeleidde de man door de straten naar het station.

Tokio station is de derde halte.

Onze school is dicht bij het station.

Ik ben mijn leraar tegengekomen onderweg naar het station.

Ik kan voor u in het station zijn.

Ik ben in de buurt van het station.

We wonen dicht bij het station.

Nee, dat is niet het station.

Vergeet niet mij aan het station te ontmoeten.

Ik zal morgenochtend op je wachten op het station.

We hebben elkaar toevallig ontmoet aan het station.

Mijn huis is dicht bij een station.

Zorg dat ge om elf uur precies in het station zijt.

Mijn huis ligt op slechts vijf minuten lopen van het station.

Het kostte ons ongeveer vijf minuten om van het station naar het huis van mijn oom te komen.

Hij nam me mee naar het station.

Hoe laat kom je aan op het station?

Ik ontmoette zijn vrouw op het station. Ze is erg aantrekkelijk.

Deze bus zal u naar het station brengen.

Tom stapte op het verkeerde station uit.

Roken is verboden in dit station.

John rende naar het station om zo de laatste trein te halen.

John rende naar het station om de laatste trein te halen.

Ik wachtte een uur op hem op het station, maar hij kwam niet opdagen.

Het station is dichtbij.

Is dat het station?

Het kost twintig minuten om van het station naar school te lopen.

Mijn huis ligt op tien minuten te voet van het station.

Mijn flat ligt op minder dan vijf minuten gaans van het station.

Ik woon kilometers van het dichtst bijzijnde station.

Kunt u me zeggen hoe ik bij het dichtste station kom?

We verbleven in een hotel voor het station.

Ik was aan het slapen toen mijn trein in het station aankwam. Daarom ben ik niet uitgestapt.

Gisteren liep ik hem aan het station tegen het lijf.

Het is te ver om te voet naar het station te gaan. Laten we de bus nemen.

Ik heb voor het station een taxi genomen.

Kan je me aan het station afzetten?

Ik ben erin geslaagd de trein van acht uur te halen door de hele weg tot het station te rennen.

Toon me de weg naar het station, alstublieft.

Kunt u me de weg naar het station wijzen?

Hoe kom ik aan het station?

Kunt u me wijzen hoe ik me naar het station moet begeven?

Toen hij aan het station aankwam, belde hij een taxi.

Ik zal je bellen zodra ik aan het station ben.

Toen ze aan het station kwam, belde ze haar broer.

Dit is een druk station.

De BBC is mijn geliefkoosd station.

Mijn huis ligt een eindje van het station.

Waarom ging Jane naar het station?

Wilt u me bij het station afzetten?

Wacht ge ons op in het station?

Toen hij in het station was aangekomen, belde hij onmiddellijk een taxi.

Hoeveel minuten heb je ongeveer nodig om met de taxi tot aan het station te geraken?

Een half uur geleden liep ik door het station en zag dat er iets ging gebeuren.

Ik ben speciaal naar het station gekomen voor dit concert.

Ik ging naar het station van Osaka.

Also check out the following words: verander, Katten, halsband, schaap, daar, eigen, Sasha, enorme, buil, giet.