Dutch example sentences with "mary"

Learn how to use mary in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.

Mary ziet er niet zo erg vriendelijk uit, maar ze heeft het hart op de juiste plaats.

Ze zeggen dat Mary vorige week ziek was, maar nu ziet ze er goed uit.

Mary Hat was deze week in New Orleans.

Mary is geïnteresseerd in politiek.

Ze is niet zo oud als Mary.

Hij heeft een mooie woning voor Mary gevonden.

Ga en maak Mary wakker.

Ga Mary wakker maken.

Mary zocht u op dat ogenblik.

Mary kan Japans spreken.

Hij legde aan Mary uit waarom hij laat was op haar verjaardagsfeest.

Ik herkende Mary op het eerste gezicht.

Mary beweerde dat de handtas een geschenk was van haar man.

De school heeft Mary een prijs toegekend.

Mary is een betere zwemster dan Jane.

Mary ziet er niet erg vriendelijk uit, maar eigenlijk is ze goedhartig.

John en Mary hielden van elkaar.

Mary interesseert zich voor politiek.

Abbott heeft Mary gedood.

Mary is even groot als Tom.

Dat kan Mary niet zijn. Ze ligt nu in het ziekenhuis.

Mary houdt van Japan, of niet?

Tom kwam Mary tegen op weg naar school.

Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.

Mary wil lerares worden.

Mary is niet zo actief als haar zus.

Mary is gisteravond laat opgebleven.

Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.

Mary kookt zonder zout.

Tom vroeg Mary waar de hond was.

Tom is van Mary gescheiden.

Tom keek ernaar uit om Mary weer te zien.

Mary en John kunnen allebei niet zwemmen.

Mary en John kunnen geen van beiden zwemmen.

Tom beschuldigde Mary ervan niet te weten hoe iemand lief te hebben of hoe iemands liefde weten te aanvaarden.

Tom vroeg aan Mary om op hem te wachten voor de bibliotheek.

Tom heeft aan Mary alles gezegd wat hij over de situatie weet.

Mary denkt dat Tom bang is van het engagement.

Tom weet niet wat Mary voor de kost doet.

Gisteren heb ik Mary op de straat ontmoet.

Tom kon nauwelijks verstaan wat Mary zei.

Tom heeft werk gevonden voor Mary.

Mary kan zwemmen.

Tom knipoogde naar Mary.

Tom haat Mary.

Ik kwam Mary tegen op het feest afgelopen week.

Tom vroeg Mary hoeveel geld ze had.

Tom bracht een cadeau voor Mary.

Mary heeft grote ogen.

Mary is de zus van Tom.

Tom wilde dat Mary harder werkte.

Tom bleef maar praten en liet Mary er geen woord tussen krijgen.

Mary sloeg Tom.

Tom beloofde dat hij Mary zou helpen.

Het kan Tom niet schelen met wie Mary uitgaat.

Mary heeft altijd haar laptop bij zich.

Tom wist niet eens wie Mary was.

Tom is trots op Mary.

Tom heeft Mary nooit verteld, hoeveel hij van haar hield.

Tom is het nooit eens met Mary.

Mary wil met een Formule 1-coureur trouwen.

Ik heb gehoord dat Mary een scheiding wil.

Tom en Mary spelen tikkertje.

Mary wil met een miljonair trouwen.

Mary heeft onrealistische verwachtingen.

Mary is bang voor spinnen.

Tom en Mary zijn de enige overlevenden.

Tom duwde Mary van de trap af.

Mary was in Hongarije.

Mary ziet er geweldig uit voor haar leeftijd.

Mary brengt uren in de badkamer door.

Mary is geobsedeerd door haar uiterlijk.

Mary zit bij het zwemteam.

Tom en Mary gaan misschien uit elkaar.

Tom en Mary hebben een verschillende levensbeschouwing.

Tom vertrouwt Mary nog steeds niet.

Mary loopt een jaar achter op school.

Mary gaf Tom een knuffel.

"Je hebt mijn hart gebroken", zei Mary.

Mary heeft gelogen over haar leeftijd.

Tom vroeg Mary hem naar het ziekenhuis te brengen.

Tom negeerde Mary de hele ochtend.

Tom liet me de brief die hij van Mary had gekregen lezen.

Tom was heel boos op Mary.

Tom behandelt Mary altijd als een kind.

Tom vertelde Mary om wat koffie en sigaretten te kopen.

Tom dronk koffie terwijl Mary een sigaret rookte.

Tom nam Mary niet al te serieus.

Mary probeerde Tom te troosten.

Tom wordt gepest door Mary.

Mary is een beroemde popster.

Conchita besloot Mary de waarheid te vertellen.

Tom en Mary wisselden op het feestje hun nummer uit.

Tom en Mary hebben elkaar op een nieuwjaarsfeestje ontmoet.

Mary houdt van romantische komedies.

Mary werd gearresteerd voor winkeldiefstal.

Mary stopt voor niets of niemand om haar doel te bereiken.

Mary begon haar kleren uit te trekken.

Mary beledigde de ober.

Tom en Mary zwommen in het ijskoude meer.

Also check out the following words: omgaat, besmet, pek, Krakende, wagens, vergaan, beloven, vermoeden, vervulling, beloften.