Dutch example sentences with "kopen"

Learn how to use kopen in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.

Ik ben mijn paraplu ergens in het park verloren. Ik moet een nieuwe kopen.

Vroeger kon je bij de kruidenier dropjes en toverballen voor een cent kopen.

Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.

Ik weet niet wat ik voor hem voor zijn verjaardag moet kopen.

Ah! Als ik rijk zou zijn, zou ik voor mezelf een huis kopen in Spanje.

Ik wilde het boek wel kopen, maar ik merkte dat ik niet meer dan 200 yen bij me had.

Een kat in de zak kopen.

Laat me een nieuwe voor je kopen.

Waar kan ik entreebiljetten kopen?

Dankzij de hulp van mijn moeder kon ik een mountainbike kopen.

Wij zouden een ligbank willen kopen.

Ik wil aspirine kopen.

"Wilt u een pak kopen?" vroeg de verkoopster aan Dima, die de geuren van de nacht ervoor met zich meebracht toen hij door de deur liep.

"Ja," antwoordde Dima, terwijl hij een stukje halfopgegeten vis dat was blijven zitten op zijn rechtermouw wegveegde. "Ik wil graag dat daar kopen."

"Ik ben in een Armaniwinkel een pak aan het kopen, natuurlijk," antwoordde Dima.

"Nee," antwoordde Dima, "om me te helpen deze Armani te kopen. Ik ben smerig, weet je nog?"

"Maar het is waar!" drong Dima aan. "Ze laten me het pak niet kopen, tenzij ik ze nog 99 kopeke geef! Kun je me niet wat geld overmaken?"

Ik ben van plan om een nieuwe auto te kopen.

Als je dat waterpistool wilt hebben, moet je er zelf maar voor sparen. Ik kan geen speelgoed voor je blijven kopen. Het geld groeit niet op m'n rug.

Hij heeft genoeg geld om het te kopen.

Ik wil een nieuwe fiets kopen.

Is het gemakkelijk te kopen?

Ik moet eraan denken morgen dat boek te kopen.

Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

Op de markt kan men allerhande waren kopen.

Deze wagen is te duur voor mij om te kopen.

Vandaag is het dinsdag. Ik ben vissen aan het kopen.

Hij vroeg een lening aan bij de bank om een nieuw huis te kopen.

Waar kan ik ticketten kopen voor het theater?

Ik wil skischoenen kopen.

Ik wou haar of een bloem kopen, of wat snoep.

Afdingen dwingt niet tot kopen.

Zo, wanneer gaat ge eindelijk uw koppigheid laten varen en een huis kopen?

Zo, wanneer gaat ge eindelijk toegeven en een huis kopen?

Te veel kaderleden geven tegenwoordig geld uit dat ze niet verdiend hebben, om dingen te kopen die ze niet nodig hebben, om indruk te maken op mensen die ze niet eens graag zien.

Mijnheer Ikeda wil een nieuwe auto kopen.

Ik ben een kantoorboekhandel aan het zoeken om balpennen te kopen.

Waarom wil je dit boek kopen?

Wanneer hebt ge tijd om te kopen?

Kunnen we een nieuwe auto kopen?

Als ik geld had, zou ik het kunnen kopen.

Ik heb het idee om een huis te kopen laten vallen.

Op de markt waar ik de groenten heb gekocht kan je ook bloemen kopen.

Hij ging een winkel binnen om voedsel te kopen.

Waar kan ik een plattegrond kopen?

Wat zou ik moeten kopen?

Ik moet uw boek nog kopen.

Hij had een paar potloden moeten kopen.

Ik zal de auto maar kopen als ze eerst de remmen herstellen.

Ik ga een camera voor mijn dochter kopen.

Om in de bus te stappen moet ge een kaartje kopen.

Ik moet enkele postzegels gaan kopen.

Het idee dat men met geld om het even wat kan kopen, is fout.

Als ik geld had, zou ik de computer kopen.

Waar kan ik postzegels kopen?

Als ik geld had, kon ik het kopen.

Met het geld kon hij een nieuwe auto kopen.

Ik zou deze pop graag kopen.

Hij is rijk genoeg om twee auto's te kopen.

Mijn tas is te oud. Ik moet een nieuwe kopen.

Wij gaan volgende week een nieuwe auto kopen.

We moeten azijn kopen.

Maria en Natalia gaan winkelen. Ze willen iets kopen voor zichzelf.

Ik zal de auto alleen kopen als ze eerst de remmen herstellen.

"Ik wil dingen kopen", zei de jongen.

In Zwitserland kan men condooms kopen uit een automaat.

Ik kan me niet veroorloven om zo'n dure auto te kopen.

Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

Ze is juwelen aan het kopen bij een juwelier.

Ze kon hem niet overtuigen om haar een nieuwe auto te kopen.

Ik zal een nieuwe kopen.

Ik wil een auto kopen maar ik heb er geen geld voor.

Ik wil een paar skischoenen kopen.

Ik wil een nieuwe auto kopen.

Hij wil echt een nieuwe motor kopen.

Hij kan geen auto kopen.

Hij is niet in staat een auto te kopen.

Ik moet postzegels kopen.

We overwegen nieuwe meubels te kopen.

Ben je van plan die auto te kopen?

Zal ik een kaartje voor het concert voor je kopen?

Ze kan hem niet overhalen om voor haar een nieuwe auto te kopen.

Waar kan ik een kaart kopen?

Waar kan ik een kaart van Europa kopen?

Tom vertelde Mary om wat koffie en sigaretten te kopen.

Als ik in uw plaats was, zou ik die daar kopen.

We vinden het moeilijk om te beslissen welke te kopen.

Waar kopen jullie groenten?

Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.

Als ik geld had zou ik een computer kopen.

Bill heeft een parttime job om een auto te kunnen kopen.

Ik heb de werknemer opgedragen om materialen te kopen.

Kan je er ook één voor mij kopen?

Je moet melk, eieren, boter enzovoorts kopen.

Ze kopen groenten in de supermarkt.

Heeft u werkelijk genoeg geld om zo'n waardevol horloge te kopen?

Hij heeft haar aangeraden het te kopen.

Ik ga een nieuwe auto kopen.

Waar kan je boeken kopen?

Als jullie de loterij zouden winnen, wat zouden jullie dan kopen voor dat geld?

Also check out the following words: geschreven, porselein, rekening, leeftijd, bestaat, mysterieuze, legende, Frankrijk, voerde, Rusland.