Dutch example sentences with "klein"

Learn how to use klein in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

In haar slaapkamer stond een tafeltje. En daarop stond een klein flesje.

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

Een klein bosbrandje kan zich makkelijk verspreiden en snel een grote vuurzee worden.

Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.

De gebouwen zijn klein vergeleken met de wolkenkrabbers in New York.

Nederland is een klein land.

Mevrouw Klein is al in de 80, maar ze is nog heel kwiek.

"Auch Zwerge haben klein angefangen" is een film van de Duitse regisseur Werner Herzog uit 1970.

Toen ik klein was, las ik urenlang alleen op mijn kamer.

Mijn huis heeft een klein tuintje.

We zagen een klein eilandje aan de andere kant.

Ik ken haar sinds dat ze een klein meisje was.

Toen ik klein was, kon ik overal slapen.

Er was een klein beetje melk over in de fles.

Op een mooie lentedag, toen Jan in de zandbak in de achtertuin aan het graven was, vond hij een klein doosje. In het doosje zat een blinkende stiletto met een geheimzinnig opschrift.

"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"

Mijn kamer is echt klein.

Japanse vrouwen lijken klein en vriendelijk.

Deze hoed is te klein voor jou.

Ik vraag mij af of hij in leven kan blijven met een zo klein loon.

Een compliment is een klein bericht om uit te spreken, maar groots om te horen.

Begin maart viel de dooi in en lag het meer al gauw vol ijsschotsen, en op één daarvan zat een klein, eenzaam poesje.

Toen ik klein was moest ik iedere dag wortels eten van moeder.

Deze hoed is iets te klein voor mij.

Toen ik klein was wandelde ik heel graag in de regen.

Toen ik klein was had ik enkel lange broeken aan.

Ge moet hem maar een klein beetje helpen.

Je hebt een klein beetje koorts vandaag, is het niet?

Er zijn heuvels, een klein museum, een openbare tuin en een grote kerk.

Ik ken haar van toen ze klein was.

Toen het meisje de kamer binnen kwam, lachten enkele jongens haar uit om haar klein hoedje.

Toen ik klein was dacht ik dat het leven er was voor altijd.

Er is maar een klein beetje melk over.

Ze had een klein doosje in haar hand.

Ik herinner mij niet dat ik speelgoed had toen ik klein was.

"Ook dwergen zijn klein begonnen" is een film van de Duitse regisseur Werner Herzog uit 1970.

De boeken zijn klein.

De kans dat hij op tijd aankomt is klein.

Dat boek is klein.

Toen ik klein was, was ik onhandig.

De egel is een klein dier.

Men kent nog maar een klein deel van het heelal.

Ik woon hier al sinds ik klein was.

Dit huis is te klein om in te wonen.

Ze had maar een klein beetje geld.

Daar zij zelf geen kinderen hadden, besloten ze een klein meisje te adopteren.

Mijn voeten zijn klein vergeleken met die van jou.

Mijn zoon is klein voor zijn leeftijd.

Ryoko heeft een schattig klein gezicht.

Mijn broer is klein maar sterk.

Een klein dorp groeide uit tot een grote stad.

Zelfs een klein kind kent zijn naam.

De kans op promotie is klein in dit bedrijf.

Hij woont in een klein gerieflijk huis.

Dat weet een klein kind.

Mijn schoenen zijn te klein, ik heb er nieuwe nodig.

Mijn tuin is klein.

Het hele gezin woont daar in een klein vuil appartement.

De wereld is een klein dorp.

Ik ben al tevreden als hij maar een klein beetje wijzer is geworden.

Ze heeft mij laten vallen, gewoon omdat ik een te klein inkomen had.

Dit is het huis waarin ik leefde toen ik klein was.

Deze schoenen zijn te klein.

Haar handschrift was zo klein, dat het haast niet te lezen was.

Toen ik nog klein was, geloofde ik in de Kerstman.

Je bent niet zo klein als ik.

Tom woont al in New York sinds hij klein was.

Hij is te klein om het boek van de schap te nemen.

Mijn fototoestel is heel klein.

Vanuit de ruimte lijkt de aarde tamelijk klein.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Plotseling voelde ze zich zeer klein, waardeloos en ellendig.

Het meisje is klein voor haar leeftijd.

De stad Gdynia was ooit een klein vissersdrop.

Dit is een klein boek.

Ik spreek een klein beetje Engels.

Welk dier is klein?

Dat park doet mij denken aan toen ik klein was.

Zij woont in een klein kamertje, die zij deelt met een andere student.

Het is te klein.

Die doos is te klein om al deze dingen te houden.

Mijn huis is klein.

Hij is in een klein dorp opgegroeid.

Zij heeft een klein, zwart hondje.

Het boek is klein.

De wereld is te klein.

Kiemen zijn te klein om zichtbaar te zijn met het blote oog.

Luxemburg is een klein land.

Er is een klein verschil.

De kamer is nogal klein.

Ik heb overal gezocht naar een klein appartement.

Dat is te klein om op je hoofd te passen.

Ik ben te klein.

Toen ik klein was stoorde het me helemaal niet insecten aan te raken. Nu kan ik nauwelijks foto's van hen aanzien.

Het woordenboek is klein.

Dit T-shirt is te klein voor mij.

Tom is een programmeur in een klein bedrijf.

Tom groeide op in een klein vissersdorpje.

Toen ik klein was schreef ik elke dag in mijn dagboek.

In vergelijking met Tokio is Londen klein.

Hij is klein maar sterk.

Also check out the following words: allebei, chocoladereep, brokje, toe, logeerkamer, eeuwigheid, leggen, welk, geboren, verkocht.