Dutch example sentences with "john"

Learn how to use john in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

John weet niet wat hij verder moet doen.

John heeft dit bedrijf verlaten en is zijn eigen zaak begonnen.

Ze hebben hun zoon John genoemd.

John woont in New York.

John kan nu niet in Londen wonen.

"Wie heeft dit boek geschreven?" "John."

Ik heb John gezien in de bibliotheek.

Dat meisje dat met John aan het praten is, dat is Susan.

John is goed in wiskunde.

John zal een goede echtgenoot en vader zijn.

John kan niet goed Frans spreken.

Ik ben geschokt door de dood van John.

We hebben John als aanvoerder gekozen.

Wij hebben John als onze aanvoerder gekozen.

Ik zou graag met John spreken.

John zei: "Dat is een mooie melodie."

Hallo John! Hoe gaat het?

Hij heeft een zoon die John heet.

Wat sport betreft is John erg goed.

Ik zag John in de bibliotheek.

Iedereen is aangekomen, behalve John.

We hebben John als kapitein gekozen.

Ik verwar John altijd met zijn tweelingbroer.

Ik heb John overhaald voor een onderzoek door de geneesheer.

Zij heeft een zoon, die John heet.

John is gisteren vertrokken naar Frankrijk.

John heeft een natuurlijk talent voor tennis.

Wat heeft John op het toneel gezongen?

John speelde gitaar en zijn vrienden zongen.

John heeft de verpleegster graag.

John haalde een sleutel uit zijn zak.

John is politieagent geworden.

John was veel vroeger wakker dan gewoonlijk.

John vloog met een vliegtuig naar Amerika.

Veel plezier op het feestje, John.

John was zo gehaast, dat hij de tijd niet had om te spreken.

John was gisteren niet op school.

John en Mary hielden van elkaar.

Het is waar, zei John.

John is mijn jongste broer.

John was te verbaasd om nog iets te zeggen.

Ze wist dat John van haar hield.

John is goed in schaken.

John heeft twee zonen.

De naam van hun zoon is John.

John riep luid om de kelner.

John is er niet.

Mary en John kunnen allebei niet zwemmen.

Mary en John kunnen geen van beiden zwemmen.

Toen de twee meisjes aan John hun gevoelens kenbaar maakten, wist hij niet met welk meisje hij moest meegaan.

Kom hier, John.

John liep de kamer in.

John zong op het podium "Imagine".

John kon geen gitaar spelen.

John, een oude vriend van mij, heeft me dat verteld

Niemand lijkt te weten waar John is.

John doet alsof hij Helens beschermer is.

Ik ken John al sinds 1976.

Ik hoop dat John komt.

John erfde een groot fortuin.

Eerst trok John zijn jas aan, en toen pakte hij zijn hoed.

"Dat klopt", zei John.

John had het gevoel dat er geesten in de donkere kamer waren.

John zei: "Hé jongens, laten we een pauze nemen."

Hallo John, hoe gaat het met je?

Ik ben John.

Tom probeerde Maria ertoe te brengen, John te helpen.

John Dalton is de bedenker van de atoomtheorie.

John Dalton was een leraar Engels.

John zou op elk moment moeten aankomen.

Ik zat tussen Tom en John.

Ik zette mij tussen Tom en John.

John en Mary lopen altijd hand in hand.

John is op het vliegveld.

John is niet mijn broer maar mijn neef.

Tom spot altijd met John om zijn dialect.

John heeft de gewoonte tot middernacht wakker te blijven.

John heeft de gewoonte tot laat in de nacht wakker te blijven.

Ze kozen John als aanvoerder van het team.

John rende naar het station om zo de laatste trein te halen.

John rende naar het station om de laatste trein te halen.

Tom staat het Mary niet toe om naar het feestje te gaan met John.

John ontbijt vaak snel.

Het is de appel van John.

John schrijft een maal per maand aan zijn ouders.

John verkocht vroeger boeken.

John heeft een Japanse auto.

John interesseert zich voor golf.

Ik heet John.

Tom verscheen, en schoot op John.

John heeft een pen.

Zowel Tom als Maria merkten John tegelijkertijd op.

Tom en Mary sliepen nog, als John naar school vertrok.

Welkom, John! We waren op jou aan het wachten.

Tom lijkt veel op John.

John is twee jaar ouder dan ik.

Tom moet zich ervan bewust zijn dat Mary het vriendinnetje is van John.

Tom is de tweelingsbroer van John.

Tom draagt de schoenen van John.

De naam van de broer van Tom is John.

John is mijn neef.

Also check out the following words: India, verhaal, ander, gelezen, Majoeko, vreemd, bedrijf, chemische, fabriek, bouwen.