Dutch example sentences with "gisteren"

Learn how to use gisteren in a Dutch sentence. Over 100 hand-picked examples.

Gisteren was u niet op school.

Mijn oom is gisteren overleden aan maagkanker.

Joko heeft gisteren boodschappen gedaan.

Gisteren heb ik een erg interessant verhaal gelezen.

Hij is gisteren overleden.

Gisteren is mijn zus naar Kobe gegaan.

Gisteren heb ik een boek gekocht.

Waar ben je gisteren geweest?

Gisteren was het donderdag.

Mijn fiets is gisteren gestolen.

Gisteren heb ik mijn vader geholpen.

Het was heet gisteren.

Je was niet op school gisteren.

Gisteren was ik ziek.

Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.

Ik heb hem gisteren geholpen.

Dat is het jongetje, dat ik gisteren heb gezien.

Dat druilerige weer zoals gisteren vind ik drie keer niks. Geef mij maar echt zomerweer.

Ik heb gisteren net zo'n pen gekocht als jij hebt.

Gisteren heb ik een brief van haar gekregen.

We hebben je brief pas gisteren ontvangen.

We hebben gisteren gehonkbald.

Gisteren regende het.

De Reuzen zijn gisteren in elkaar geslagen.

Ik heb gisteren je brief gekregen.

Hier is de dokter over wie ik het gisteren had.

Gisteren was het koud.

We hebben uw brief gisteren pas ontvangen.

Gisteren las ik een interessant verhaal.

Gisteren kocht ik een boek.

Ik ben niet van gisteren.

Gisteren heb ik een nieuwe processor gekocht op een internetveiling.

Gisteren was het niet zo heel koud.

Ik was gisteren op het werk afwezig.

Gisteren was het verschrikkelijk koud.

We hebben gisteren getennist.

Hij was gisteren niet op school.

Hebt ge gisteren gestudeerd?

Gisteren was ik gelukkig.

Vandaag ga ik weer naar een wedstrijd, alleen dan eerder dan gisteren.

Heeft Tom gisteren zijn moeder geholpen?

Drie keer raden waar ik gisteren ben geweest!

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

Het stadsorkest gaf gisteren een concert.

Was Ken gisteren thuis?

De sneeuw die gisteren is gevallen, is geen paksneeuw. Het is onmogelijk er sneeuwballen van te maken.

Ik heb mijzelf vermaakt op het feest gisteren.

Zij moet het gisteren gedaan hebben.

Gisteren heb ik je zoon ontmoet en hij heeft me beleefd gegroet.

Gisteren ben ik gewoon niet naar mijn werk gegaaan.

Gisteren was het mijn verjaardag.

Mijn fiets is gisteren hersteld.

Gisteren heb ik meer dan acht uur gewerkt.

Ik was in Tokio gisteren.

Gisteren heb ik mijn wedde gekregen.

Het regent sinds gisteren.

Hij kwam gisteren terug uit het buitenland.

Het stortregende gisteren.

Vandaag is het warmer dan gisteren.

Ik heb hem gisteren bij toeval ontmoet in de luchthaven.

Gisteren kwam hij naar mijn kantoor.

Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?

Ik ben gisteren mijn polsuurwerk verloren.

Wat overkwam je gisteren?

Gisteren zag ik hem door de stad gaan.

Ik herinner het mij alsof het gisteren was.

Gisteren ging ik in de rivier zwemmen.

Gisteren ben ik gewoon zonder toelating thuis gebleven.

De gevangene werd gisteren vrijgelaten.

Ik heb gisteren zijn kantoor opgebeld.

Ik heb gisteren een nieuwe computer gekocht.

We hadden een hevige wind gisteren.

Hebt ge u vermaakt gisteren?

Gisteren ben ik naar Disneyland geweest.

Haar gezondheidstoestand is al veel beter dan gisteren.

John is gisteren vertrokken naar Frankrijk.

Wat heeft Mari gisteren gekocht?

Gisteren was er een brand in de buurt.

Ik was ziek gisteren.

We hebben nog maar eens een harde regenbui gehad gisteren!

Het is beter weer dan gisteren.

Ze is daar gisteren naartoe gegaan.

Gisteren heb ik deelgenomen aan de vergadering.

Gisteren heb ik deelgenomen aan de bijeenkomst.

Heb je gisteren baseball gespeeld?

Waart ge gisteren thuis?

Zijn zak is gisteren gestolen.

Hebt ge genoten van het feest gisteren?

Het was niet zo koud gisteren.

We hebben niet gesproken gisteren.

Ik heb een wonderlijke droom gehad gisteren.

Ik vroeg hoe het was met haar maag, want gisteren was ze ziek.

Gisteren heb ik een appel gegeten.

Hoe laat zijt ge gisteren gaan slapen?

Waarom is ze gisteren niet gekomen?

Gisteren was mijn verjaardag.

Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.

Ik heb gisteren het boek gelezen tot pagina tachtig.

Gisteren heb ik Christine ontmoet.

Een spijtig ongeluk heeft gisteren plaatsgehad.

Ik zou dit hemd willen inruilen, dat ik gisteren gekocht heb.

Also check out the following words: noemt, ganse, kersen, onwillige, hazen, meten, versleten, dwang, kindergezang, duren.