← Conjugate another Dutch verb
All 151 verbs. Click to view a conjugation table.
idealiseren, identificeren, ideologiseren, idoliseren, ignoreren, ijsberen, ijveren, ijzelen, illumineren, illustreren, imiteren, imkeren, immigreren, immobiliseren, immuniseren, implanteren, implementeren, impliceren, imploderen, imponeren, importeren, impregneren, improviseren, inactiveren, inademen, inaugureren, inbeelden, incalculeren, incarneren, incasseren, inclineren, incorporeren, indelen, indexeren, indiceren, indienen, individualiseren, indoctrineren, indommelen, indonderen, indosseren, indruppelen, induceren, industrialiseren, ineenfrommelen, ineenstorten, infantiliseren, infecteren, infiltreren, influenceren, informatiseren, informeren, ingaan, ingeven, ingraveren, inhalen, inhaleren, inhouden, initialiseren, injecteren, inkomen, inkopen, inlaten, inleiden, inleveren, inlichten, inlijsten, inmaken, inmetselen, innemen, innen, innoveren, inpeperen, inpolderen, inrichten, inroepen, inruilen, inschakelen, inschenken, inschepen, inschrijven, insemineren, insinueren, insisteren, inslaan, inslapen, insluimeren, insluiten, insmeren, inspannen, inspecteren, inspelen, inspireren, instaan, installeren, instappen, instellen, instemmen, instigeren, institueren, institutionaliseren, instrueren, instrumenteren, instuderen, integreren, intenderen, intensiveren, intercepteren, interesseren, interfereren, internaliseren, internationaliseren, interneren, interpelleren, interpoleren, interpreteren, interpungeren, interrumperen, interviewen, intimideren, intoneren, intrekken, intrigeren, introduceren, inunderen, invalideren, invallen, inventariseren, inverteren, investeren, inviteren, invoegen, invoeren, involveren, inwijden, inwikkelen, inwisselen, inzamelen, inzegenen, inzenden, inzetten, inzien, ioniseren, iriseren, ironiseren, irrigeren, irriteren, islamiseren, isoleren, isomeriseren, italianiseren.