Dutch verb 'opmonteren' conjugated in all tenses and forms.
Replace Google Translate with Mate! We beautifully designed Mate for language learners using Macs. Translate websites, Netflix subtitles, or anything else between Dutch and 102 languages with just a double click, check synonyms, make a Phrasebook. Join 800,000 other learners with a 7-day trial.
Replace Google Translate with Mate! We beautifully designed Mate for language learners using . Elegantly translate text and speech in any app between Dutch and 102 other languages, learn pronunciation, make a Phrasebook. Join 800,000 other learners.
Replace Google Translate with Mate! We beautifully designed Mate for language learners using . Translate websites and Netflix subtitles between Dutch and 102 languages with a double click, learn pronunciation, make a Phrasebook. Join 800,000 other learners.
Get for freeik | zou opmonteren |
jij | zou opmonteren |
hij | zou opmonteren |
wij | zouden opmonteren |
jullie | zouden opmonteren |
zij | zouden opmonteren |
ik | zou opmonterd; opgemonterd hebben |
jij | zou opmonterd; opgemonterd hebben |
hij | zou opmonterd; opgemonterd hebben |
wij | zouden opmonterd; opgemonterd hebben |
jullie | zouden opmonterd; opgemonterd hebben |
zij | zouden opmonterd; opgemonterd hebben |
ik | opmonter; monter op |
jij | opmontert; montert op |
hij | opmontert; montert op |
wij | opmonteren; monteren op |
jullie | opmonteren; monteren op |
zij | opmonteren; monteren op |
ik | heb opmonterd; opgemonterd |
jij | hebt opmonterd; opgemonterd |
hij | heeft opmonterd; opgemonterd |
wij | hebben opmonterd; opgemonterd |
jullie | hebben opmonterd; opgemonterd |
zij | hebben opmonterd; opgemonterd |
ik | opmonterde; monterde op |
jij | opmonterde; monterde op |
hij | opmonterde; monterde op |
wij | opmonterden; monterden op |
jullie | opmonterden; monterden op |
zij | opmonterden; monterden op |
ik | had opmonterd; opgemonterd |
jij | had opmonterd; opgemonterd |
hij | had opmonterd; opgemonterd |
wij | hadden opmonterd; opgemonterd |
jullie | hadden opmonterd; opgemonterd |
zij | hadden opmonterd; opgemonterd |
ik | zal opmonteren |
jij | zult opmonteren |
hij | zal opmonteren |
wij | zullen opmonteren |
jullie | zullen opmonteren |
zij | zullen opmonteren |
ik | zal opmonterd; opgemonterd hebben |
jij | zult opmonterd; opgemonterd hebben |
hij | zal opmonterd; opgemonterd hebben |
wij | zullen opmonterd; opgemonterd hebben |
jullie | zullen opmonterd; opgemonterd hebben |
zij | zullen opmonterd; opgemonterd hebben |
jij | opmonter; monter op |